Amayzine

Science says: op je 30e ben je pas écht volwassen

vrouw in bed met witte lakens en blauwe muur

Eén biertje, om carnaval af te leren, dat was het plan. Het begint een traditie te worden. In het eerste weekend blijf je veilig thuis op de bank om de vouwen uit je gezicht te laten trekken, in het tweede pakken we een tafeltje bij ons lievelingskroegje voor de napraat. Was dit keer ook de bedoeling, tot ik samen met mijn vriend om half vijf ’s ochtends slingerend naar huis fietste en we als bonus allebei nog even gigantisch op onze giechel gingen. Drie minuten ná elkaar, het zou nog minder gênant zijn als we tegen elkaar waren gebotst. ‘We leken wel 16’, appte ik mijn beste vriend.

De morning after keken we elkaar aan en proestten het uit. Mijn god. Ondertussen kwam een filmpje binnen van de (het leek wel) drie kwartier durende karaokeversie van Piano Man. Dit filmpje blijft trouwens forever and ever in besloten kring. Stelletje struikrovers, waren we daar nou 32 en 34 voor geworden? Het antwoord is: ja. Want onderzoek zegt nu dat je pas echt volwassen bent rond de 30 jaar. We zijn officieel dus nog maar twee en vier jaar vol-volwassen. Dat verklaart ons op zondagmorgen om half vijf.

Wetenschappers die de hersenen en neurosystemen onderzoeken ontdekten dat die wettelijke leeftijdsgrens helemaal níets zegt. Op je achttiende ondergaat de bovenkamer nog veranderingen die je latere gedrag erg beïnvloeden. Eigenlijk kun je dus niet aanwijzen wanneer iemand volwassen is. Dat kan zomaar tot je dertigste duren (of of vierendertigste). De overgang naar volwassen zijn is een traject, geen nachtje slapen en klaar.

Goddank, want ik wil binnenkort nog wel een keertje als zestienjarige om half vijf naar huis fietsen. Note to self: drink dan wel wodka, dat doet iets met je kater.

Bron: BBC

By
Adeline spit met een doppio espresso elke morgen het nieuws, verse magazines en stapels boeken door. Als het even kan niet vanaf thuis, maar lekker remote werkend ergens ter wereld.
23-03-2019
Love & Sex
Top 3
Trending Topics
Top 3