Het was zomer in Nice. Waggelend liep ik Wayne’s uit, een bar waar na elf uur iedereen op de tafels staat te dansen. Je drinkt er bier (ja, bier ja) en rockt mee met een live bandje. Ik stond daar drie maanden lang, elke avond (op die tafels, ja). Het was half twee in de ochtend en ik nam een taxi naar Hotel de Paris in Monaco. Klinkt poepie sjiek, he? Ik zou er dolgraag een nacht willen slapen, maar ik moest daar toen gewoon aan het werk. Om drie uur in de ochtend begon mijn dienst. Ik had een half uur om te ontnuchteren in de taxi.
‘Au travail, Jet du temps! Zo werd ik daar genoemd -Jet van de tijd. Ik was op mijn eerste werkdag namelijk heel erg te laat (ja, Wayne’s ja) én ik verbrandde mijn pols aan een oven. Het werd meteen een enorm ronde brandwond. Alsof het een horloge was. Vandaar die ontzettende leuke bijnaam. Not.
Ik werkte in de bakkerij van het hotel. Om drie uur begon ik met het rollen van de croissantjes. Ik denk een stuk of vijfhonderd. Daarna mocht ik driehonderd mini éclairs voorzien van een laagje glazuur, en dekseltjes op versgebakken maracons plakken. Als ik op schema liep, was ik om ongeveer acht uur in de ochtend klaar in de bakkerij. In mijn witte buis, op best wel lompe klompen en met een hoge papieren koksmuts op, liep ik daarna met mijn trolly vol warme croissantjes en zoete broodjes naar de ontbijttuin. Enrique Iglesias had net koffie besteld, een heel dikke sjeik gaf me een knipoog en het hondje van de meneer die in het hotel woonde (ik geloof een heel rijke dokter) kreeg net zijn eigen omelet op een bordje. Het hondje, ja. Om tien uur in de ochtend stond ik weer buiten. Meestal pakte ik de bus terug naar Nice om daar op het strand bij te komen, om me vervolgens weer klaar te maken voor Wayne’s…
Na twee maanden in de bakkerij, kwam ik tien verdiepingen hoger terecht -in restaurant Le Grill. Het aller-, aller-, allermooiste restaurant dat ik ooit gezien heb. Het blauwe interieur, het uitzicht over zee, het dak dat open ging bij mooi weer, het zilveren bestek en het balkon waar de gasten een sigaretje konden roken. Allemaal even mooi. Ik werkte er twee maanden in de keuken en twee maanden in de bediening.
Op mijn eerste dag in de keuken van Le Grill kreeg ik een nieuwe witte muts op mijn kop. Ik knipte meteen een stuk van de bovenkant af, anders liep ik tegen alle hangende pannen en lepels aan, want ik ben nogal lang. Daarna kreeg ik een bak met vijftig levende kreeften voor mijn neus. Of ik die allemaal een gigantische naald (ik denk zo’n 25 centimeter) van achter naar voren dwars door het lijf wilde rijgen. Dan bleven ze mooi recht na het koken. HELL NO! Ik ben echt geen mietje hoor, maar dit ging mij te ver. Gelukkig was er een heel aardig Jean-Paul die ik mocht helpen met het maken van taartjes met avocado, tomaat en zeecrab. Ik werd die weken daarna het hulpje van Jean-Paul.
Na de keuken ging ik in de bediening. Of ik, op mijn eerste dag mind you, even wilde helpen om een stoel naar binnen te sjouwen. Een rood fluwelen stoel met gouden leuningen.
‘Pour le roi du Maroc’. What the fuck? De koning van Marokko heeft gewoon zijn eigen stoel. Beetje overdreven vind je niet? Die avond zag ik hem zitten. Inderdaad op die stoel. Het enige wat ik mocht doen was een klein krukje naast hem neerzetten. Daar zette hij dan zijn koninklijke tas op. Ik mocht dus even heel dichtbij komen. Ik kon hem ruiken en hem een knikje geven. Maar eigenlijk vond ik die koning niet zo heel erg spectaculair. Ik was meer onder de indruk van Bono (van U2), die belde of we iets langer konden open blijven en uiteindelijk maar liefst vier uur na sluitingstijd samen met Penelope Cruz kwam binnen kakken. Hij bestelde het Chef Signature menu. Acht gangen.
Ik kan hier echt nog een jaar lang over praten. Net zo lang als ik er gewerkt heb. Als je een keer de loterij wint, boek dan daar een kamer (vanaf €1100) en dineer bij Restaurant Le Grill. Vertel je mij dan hoe het was?