‘Goodmorning roomservice, this is Jet speaking. How may I help you?’
‘Goodmorning. A continental breakfast with two eggs sunny side up, please.’
‘Of course, sir. Would you like to have tea or coffee with it?’
‘Tea please.’
‘Thank you very much, sir. It will come right away.’
Ik wist meteen wie het was. Het gonsde al door de gangen dat hij op kamer 44 sliep. En ik had inderdaad kamer 44 aan de telefoon. Dat zag ik op het schermpje. Met knikkende knieën bestelde ik zijn ontbijt in de keuken.
Ok, nu even goed nadenken. Hoe klop ik aan? Wat moet ik zeggen? Kijk ik hem aan of juist niet? Waarom heb ik zo’n -niet heel flatteuse- grijs personeelsoutfit aan? Giletje eigenlijk iets te strak, pantalon iets te wijd en mijn Ecco schoenen met een klein hakje zitten heerlijk, maar zijn niet voor niets nog nooit buiten dit hotel geweest.
Ik hees nog even mijn slappe paardentaart op en stapte de lift in met een groot dienblad vol toast, jam, een croissant, kaas, ham, verse jus, cornflakes, melk en de eggs sunny side up. Je kon het theelepeltje horen trillen op het schoteltje. De liftdeuren gingen open en ik liep door naar kamer 44. Daar zette ik het dienblad neer op de grond, klopte aan en schraapte mijn keel: ‘Goodmorning roomservice’. Het rood steeg naar mijn hoofd, nog voordat hij open deed. Tien seconden later stond hij daar: out of bed look haar, baggy, grijze joggingbroek. Wit T shirt met hier en daar wat gaten, maar dat hoorde zo, dat zag ik meteen.
‘Goodmorning, come in.’
Holy F, come in? Het zweet stond op mijn rug, de haren in mijn nek werden vochtig, ik was nog steeds knalrood en ik durfde hem precies één seconde aan te kijken. Het is gebruikelijk dat je uitlegt wat er op het dienblad staat, maar dat vergat ik. Ik was echt alles vergeten. Ik durfde nog net een krabbeltje op de rekening te vragen. Dat was mijn ontmoeting met mister Mayer. John Mayer. De hele verdere dag zat ik op een roze wolk. Ik denk hij iets minder.
Nu ik niet meer in de horeca werk, kom des te grager als gast in hotelbars. Het is er altijd alsof je heel even in het buitenland zit. Het heeft iets vakantieachtigs, iets magisch en iets sjieks. Ik zit er niet wekelijks hoor, het is er namelijk ook meestal harstikke duur en het moet wel speciaal blijven. De bar van The Dylan Hotel in Amsterdam is mijn favoriet, natuurlijk ook omdat ik daar John Mayer just out of bed zag. In The Dylan is het voor mij een beetje als thuiskomen. In de winter thee voor de open haard en ‘s zomers lunch in de binnentuin. Of een cocktail aan de bar natuurlijk. Joost en Frank zijn de beste shakers van de stad. Ik hoef niet eens te zeggen wat ik wil, ze weten het. Bij hen een drankje drinken is nog bijna fijner dan een paar nieuwe schoenen. Oeps, heb ik dat gezegd?