Dingen die ik als kind geloofde
Mijn vader is een man met een rijke fantasie die hij sinds jaar en dag inzet om mij van alles wijs te maken. Als kind vooral (soms nog steeds) waren er tal van zaken waar ik héilig in geloofde, maar die later niet waar bleken te zijn.
Zo heb ik ooit tijdens een vakantie naar Florida een gigantische schelp gevonden op het strand. Ik zal een jaar of vijf zijn geweest en vond zomaar in het zand de allermooiste en grootste schelp ooit, en tróts dat ik was, c’est pas normal. Pas jaaaaaren later liet mijn vader heel terloops vallen dat hij dat ding in een souvenirwinkel had gekocht, in het zand had begraven en de strandwandeling zo stuurde dat ik er vol tegenop zou lopen. Echt, m’n wereld stortte ín toen bleek dat ik dat kreng niet zelf had gevonden. En zo was er meer.
Wolkenmakers
Die grote fabrieken langs de kant van de weg waar rook uitkomt? Veel te lang heb ik vrij serieus geloofd dat dat de wolkenmakers waren. Want waar komen wolken anders vandaan? Het leek me volstrekt logisch.
Aardstralen
Ik vroeg me ooit af hoe het kon dat als je in de bolle kant van een lepel kijkt, je jezelf gewoon goed ziet, maar wanneer je naar de holle kant kijkt je opeens ondersteboven staat. “Nou,” sprak mijn vader, “dat komt doordat er aardstralen uit het puntje van je neus komen en die draaien je spiegelbeeld om.” SERIEUS. Bleek dus óók al niet waar te zijn.
Verkeerslichten
Stiekem dacht ik altijd dat er in de paaltjes voor een stoplicht allemaal kleine diertjes zaten die van knopje naar lamp liepen en dan steeds gingen vertellen dat er mensen stonden te wachten en dat ze maar snel weer op groen moesten gaan. Als iemand dan heel hard op het knopje stond te drukken was ik bang dat de diertjes op hun kop kregen, dus zelf deed ik dat natuurlijk nooit. Arme diertjes.
Poezenstaart
Ik wil m’n vader weer de schuld geven maar weet niet zeker of dat terecht is. Hoe dan ook, ik dacht vroeger dat de stand van de staart van onze poezen precies vertelde hoe ze zich voelden. Naar boven was blij en tevreden, naar beneden sip en droevig, en als ‘ie in het midden hing, dan moest de poes er nog even over nadenken. Dus wanneer dat laatste het geval was ging ik hem heel driftig aaien zodat ‘ie weer blij werd, en als de staart op ongelukkig stond brak m’n hart en moest er ontzéttend geknuffeld worden.
Alles heeft gevoel
Knuffels wegdoen, Barbies wegdoen, echt ik kon het níet aan want ik was ervan overtuigd dat de knuffels dan dachten dat ik ze in de steek liet. Op een gegeven moment ging het zelfs zo ver dat wanneer ik een papiertje op straat gooide, ik even achterom keek en dat arme papiertje daar zó zielig alleen op straat zag liggen dat ik me vaak gewoon weer omdraaide om het op te rapen. Inmiddels is dat wel voorbij, maar nog steeds hecht ik me zorgelijk veel aan niet levende dingen. Mijn fiets noem ik Daisy, jarenlang hebben m’n Macbooks namen gehad variërend van Marc tot Max en m’n tassen heten Proenza en Chloé. Overigens heb ik de nieuwe Twingo van May laatst gedoopt tot North, want dat past zo gezellig bij onze redactiefiets Blue Ivy.
Poep in de zee
Mijn moeder had me ooit wijsgemaakt dat wanneer je in de zee poept, je drol je dan door het water achtervolgt helemaal tot aan het strand – en dan ziet iedereen dus dat het jouw drol is. Ik kan je zeggen, ik heb nog nooit van m’n leven in de zee gepoept.