LIES IN DE REPRISE
Liesbeth geniet nu ontzettend van een enorm verdiende vakantie, maar omdat je vast niet te lang zonder haar kunt, presenteren we een van haar beste posts. Het is met haar stukjes namelijk net als met afleveringen van Sex and the City: je kunt er geen genoeg van krijgen.
Het is vrijdagochtend 10:00 uur als Jet en ik vol goede moed in onze geleende schakelauto stappen en route naar Parijs voor twee dagen fashion week. Van tevoren zei ik al tegen Jet dat ik niet echt een held ben op de weg. Of in ieder geval, op de weg in een schakelauto. Het gaat zelfs zo ver dat ik al zeker 5 jaar niet meer in een schakelauto heb gereden omdat ik het simpelweg weiger. In een automaat kun je me zo op pad sturen, geen probleem, maar het idee aan schakelen alleen al doet m’n maag omkeren en dus verzon ik de afgelopen jaren smoesjes en wurmde mezelf in allerlei bochten om maar in godsnaam niet te hoeven schakelen. Waarom ik dat dit weekend dan besloot tóch te doen is me nu achteraf een groot raadsel.
Want wat gebeurde er. Toen we wegreden was er niets aan de hand. Jet aan het stuur (minor detail dat bij haar in het begin de motor ook een paar afsloeg, maar soit), ik ernaast, keiharde jaren ’90-muziek op en we zoefden over de weg. Na anderhalf uur draaien we de rollen om. Onder luid gebrul gejoel en gegil van vooral mezelf neem ik plaats achter het stuur en weet met de nodige moeite de auto in z’n achteruit te krijgen en met flink wat horten en stoten van 1 naar 2 naar 3 naar 4 naar 5 te komen – en dan is er niets meer aan de hand, want hoef je niet meer te schakelen dus recht zo die gaat.
Totdat we in de buurt van de périphérique komen, zeg maar de ring van Parijs. Die périphérique is eigenlijk een gigántisch knooppunt met duizend tunnels, afslagen en ander eng gedoe en natúúrlijk komen wij in een onsterlijke file terecht.
Een file in een tunnel. Zo’n lange donkere tunnel waar je het einde niet van kunt zien.
Ik hou niet van tunnels. En ik hou al helemaal niet van file IN een tunnel, want dan moet je dus schakelen IN een tunnel IN een file. Kijk, het probleem is niet van 1 naar 2 en hoger, het probleem is van vrij naar 1. Van stilstand naar rijden. Die koppeling op laten komen en dan nét op tijd nét genoeg gas geven, ik kan het gewoon niet. Het resultaat was dat ik grommend en met piepende banden schokkend door die tunnel ging, steeds nét niet op de voorganger knallend en steeds nét niet met afslaande motor. Wie niet bekend is met auto-angsten zal dit nooit gaan begrijpen, maar ik werd zo vréselijk bang dat ik in een totale paniekaanval terechtkwam.
“JET IK DOE HET NIET MEER IK WIL DIT NIET.”
“Lies rustig blijven, je kunt het, echt het komt goed. Gewoon een beetje afstand houden en zorgen dat je blijft rollen. Lekker blijven rollen.”
“NEE NEE NEE HET LUKT NIET DE MOTOR SLAAT ZO AF HET GAAT HELEMAAL MIS.”
“Nee nee gewooooon lekker blijven rollen. Ruuuustig aan. Het gaat prima.”
“IK GA UITSTAPPEN. OF AL M’N KLEREN UIT DOEN. IK HEB HET ZO HEET.”
“Lekker blijven rollen, keurig, we zijn bijna bij de afrit en dan neem ik het over.”
“ER MOET EEN RAAM OPEN IK HOU HET NIET MEER IK WIL WEG IK DOE DIT NOOIT MEER.”
“Lies, een raam open in een tunnel is niet zo’n goed idee” – “KAN ME NIET SCHELEN IK KAN GEEN ADEM MEER HALEN IK DOE DIT NOOIT NOOIT NOOIT MEER.”
En zo ging dat maar door. Met trillende handen en benen en de tranen die bijna uit m’n kop spoten, pruttelde en gromde ik richting afslag. Jet zei later dat ze vooral bang was dat ik écht die auto was uitgestapt en midden op de snelweg was gaan lopen, een scenario dat inderdaad vaak door m’n hoofd is gegaan.
Zoals gezegd: Jet zou het stuur overnemen. Na twee keer links en één keer rechts waren we eigenlijk al bijna bij het hotel, maar ik weigerde nog een meter te rijden en bovendien moesten we gaan parkeren en dat ging ik al helemáál niet doen. Dus Jet aan het stuur. En dan komt het; we rijden een weg in, zien dat we verkeerd gaan, besluiten een U-turn te maken en dan krijgt Jet de auto niet meer in z’n achteruit. De motor slaat af, again and again and again en dan slaan ook bij Jet alle stoppen door en zegt ze: “LIES, HET LUKT NIET.” Ondertussen komt er op links een stadsbus aanrijden, zien we op rechts dat er inmiddels een enorme rij auto’s toeterend op ons staat te wachten en al die druk en prikkels werken averechts van Jet kan níets meer dan verstijfd in die auto zitten.
En dan komt er uit het niets een man aanrennen die roept dat Jet moet uitstappen, dat doet ze dan ook, en zit ik opeens met een wildvreemde Fransman in de auto die ons weer op weg helpt. Echt het was té krankzinnig. Jet gaat weer achter het stuur en trillend en bevend van angst gooien we de auto ergens op een parkeerplek, roken 800 sigaretten en storten ons dan op de bar van het hotel en bestellen wijn van €15,-, “want dat hebben we verdiend.” Later bleek dat we die fucking weg helemaal niet in hadden gehoeven want de wissel van mij en Jet deden we VOOR DE INGANG VAN HET HOTEL. Nu vráág ik je.
Dan volgen twee heerlijke dag Parijs maar elke keer als we denken aan de terugrit slaan de zenuwen weer toe. Jet moet de stad uitrijden want de gedachte aan die file maakt me gek. Hoe die terugrit verliep, ga ik jullie morgen vertellen maar wel zal ik alvast verklappen dat we er zo’n 12 uur over gedaan hebben, Jet nu slachtoffer van een paniekaanval werd, we bijna meerdere ongelukken hebben veroorzaakt en dat we allebei nooit nóóit NOOIT meer in een schakelauto gaan rijden.