Ik schrijf natuurlijk wel de hele tijd zo leuk dat ik in Saint Tropez ben, maar eigenlijk ben ik een dorpje verder; in Ramatuelle. Saint Tropez heeft namelijk geen strand dus verpozen wij hier. En met ons heel veel Nederlanders, rijke Russen en andere mensen die zien en gezien worden tot hogere kunst hebben verheven.
Ik vind het allemaal heerlijk en vraag me vooral af wat er wordt uitgespookt op al die jachten van dertig miljoen die hier in de baai ten anker liggen. Ik denk iets met heel veel sex, drugs, spuitende magnums priklimonade en personeel dat het waarschijnlijk gezelliger heeft dan de gasten.
Vanuit antropologisch oogpunt overigens bijzonder vermakelijk. Deze ontzettend zeewaardige jachten varen namelijk van het haventje van Saint Tropez naar de baai van Ramatuelle, niet verder. Beetje lunchen, beetje viespeuken, beetje ons kent onzen en dan ’s avonds hetzelfde tochtje weer terug. Ga toch de wereld over, denk ik dan. Zoek het avontuur.
Maar nee, het is een crème bij Senequier in de ochtend, een gaspache de concombre bij Nikki Beach en ’s avonds een discofuifje op je eigen bootje.
Maar Saint Tropez is goddelijk natuurlijk. Jetteke van Lexmond omschreef het gisteren nog als De Efteling. Waarom? Omdat het precies zo is zoals je het zou tekenen als je het ideale kleine bohemien kustplaatsje zou mogen creëren. Ik heb heel veel omtrekkende bewegingen rond San Troupès, zoals ze het hier noemen, gemaakt maar was nog nooit in het plaatsje zelf geweest.
Wel in de haven (maar dan op een iets bescheidener bootje), honderd keer in Cannes en Nice, in gedachten wel zeventien keer geluncht met Coco, met mijn voeten in de branding gelopen met Brigitte en op een jacht gelegen met Grace Coddington. Maar zelf in het eggie? Dat was dus nog nooit gebeurd.
Gisteren ging het gebeuren. We stapten in onze exclusieve Espace (waarvan ik er onderweg meteen twee dezelfde in de luxe Initiale Paris-versie tegenkwam, de mensen hebben smaak hier) en zetten koers richting het beloofde stadje. Eerst maar even een stop bij wijnwinkel Millésima waar de Blanc des Blancs van Ruinart in rijen van drie klaarstonden. Wij hielden het bescheiden bij wat flessen rosé de la région, maar ik bepotelde natuurlijk nog wel even al die Taitinger magnumflessen uit het jaar 2000. Hoeveel ze er daarvan verkochten op een dag durfde ik even niet te vragen.
Vervolgens parkeerde ik soepeltjes op een mooi parkeerparkje in het centrum. Precies naast de Blanc Bleu-winkel. Als je houdt van de marinière, is dit je plek. Wij gingen er altijd naar toe in Parijs totdat het werd overgenomen door Escales en het voor mij z’n magie verloor. Maar wat blijkt, de ‘moederwinkel’ bestaat nog. Alles wordt handgemaakt en elk stuk is uniek. Meteen ingeslagen voor hem en haar. Wel voor een Saint Tropez-waardige prijs, maar we werden meteen uitgenodigd voor een feestje bij de mensen thuis en bovendien moet je initiatieven als deze belonen.
Terwijl we langs de bootjes wandelden, zei mijn dochter: “Kijk, mama, jouw boot.” Bleek dit schip boeien te hebben met het Chanel-logo erop…
Wat ik wel weer een geestig detail vond, was dat voor de loopbrug allemaal afgetrapte slippers en schoentjes stonden. Daarvoor mochten ze nog wel even langs de Chanel-winkel hier. Ik ben beschikbaar voor wat stylingadvies. In ruil voor een tochtje van Saint Tropez naar mijn hutje in Ramatuelle dan.