Happy & Healthy
SCHOON GENOEG
by Maddy Stolk
Sommige mensen noemen het een dwangneurose, ik noem het een opgeruimd karakter. Ik hou namelijk nogal van netjes. Niet een beetje netjes – veeg maar onder de bank dan ziet niemand het netjes-, nee, ik hou van gedisciplineerde orde – alles keurig in het gelid.
Onbegrijpelijk vind ik het, als mensen post openmaken en de lege enveloppen op de grond laten vallen, hun jas uittrekken en op de bank slingeren, hun schoenen en sokken laten liggen waar zij ze hebben uitgetrokken. Mensen die, kortom, een spoor van vernieling door het serene landschap van mijn smetteloze huis trekken.
Nu wil het lot dat ik veel vrienden heb die in het buitenland wonen, op de meest exotische locaties maar liefst, en die hun huis permanent voor mij openstellen. Dat lolletje werkt natuurlijk twee kanten op, dus ik heb om de haverklap logees. En die blijven, net als vis, inderdaad drie dagen fris. Daarna begint er niet zozeer iets te ruiken, maar wél te knagen. Een half uitgepakte koffer hier, een uitpuilende toilettas daar en – de horror – vreemde etensresten in mijn keuken. Mijn keuken staat in Amsterdam, de stad waar twaalf muizen ze komen opeisen als je drie broodkruimels op het aanrecht laat liggen. Alle dichtgekitte plinten, staalwollen schuursponsjes in kieren en elektrische ratzappers ten spijt. Als ooit die bom valt, geef ik de Amsterdamse muis meer kans dan die zogenaamd onverwoestbare kakkerlak.
Maar enfin, mijn logees kennen mij natuurlijk langer dan vandaag, en zoals het echte vrienden betaamt, trekken zij zich niets aan van mijn neuroses.
‘Een half jaar niet gebruikt? Mijn huis uit!’
Vroeger, heel vroeger, toen ik met zes vriendinnen in één huis woonde, noemden zij mij ‘Sleeping with the enemy’. Niet omdat ze mij als de vijand beschouwden of omdat we op soft-erotische wijze onze grenzen aan het verkennen waren, maar naar de film ‘Sleeping with the Enemy’. Hierin speelt Julia Roberts een getormenteerde echtgenote, die getrouwd is met een sociopatische controlfreak: handdoekjes moeten zus, borden en pannen moeten zó weggeborgen. En o wee als ze een millimeter uit het lood liggen, dan zwaait er wat – meestal haar hoofd. Zo erg was het bij mij uiteraard ook weer niet, maar ik kan blijkbaar heel misnoegd kijken, want alles lag altijd precies daar waar ik het achter had gelaten.
Als iemand iets nodig had, ging het ongeveer zo: ‘Heb jij een kruiskop schroevendraaier?’ ‘Ja, die ligt in het kastje onder mijn bureau, in de derde la van boven, achter het plakband en de nietmachine, naast de punaises.’
Hiermee was ik mijn tijd ver vooruit, want een opgeruimd huis is een opgeruimd hoofd (de chaos die zich normaliter daarin afspeelt is met het blote oog niet waarneembaar, maar Jackson Pollock zou zijn vingers erbij aflikken. Of zijn penseel) en dat is op zijn beurt weer heel erg mindful en zen, dus voilà. Feitelijk ben ik ben een Marie Kondo avant la lettre, al moet ik zeggen dat ik haar slogan ‘Does it spark, joy?’ (een vraag die je jezelf dient te stellen bij elk item dat je in je bezit hebt. Geen joy? Weg ermee.) zelf niet had kunnen verzinnen. Spullen sparken bij mij nu eenmaal niet zoveel joy. Aanzienlijk minder in ieder geval dan reizen, mijn vrienden of een goede fles wijn – bij voorkeur op reis, mét die desbetreffende vrienden.
Al jaren leef ik volgens het credo: ‘Een half jaar niet gebruikt? Mijn huis uit!’ Met uitzondering van de kerstverlichting en de elektrische tuinzaag – een mens kan maar beter op alles voorbereid zijn. Marie has nothing on me. Behalve dan een bestseller of vier, maar hé, er moet in het leven wat te wensen overblijven, nietwaar?