Waarom denk ik altijd het allerergste?
Ik neem je even mee naar vorige week donderdag. Onze nanny zou na drie weken vakantie weer voor het eerst komen werken. De kinderen stonden te trappelen en riepen haar naam. Maar hoe hard we ook riepen, onze Stella was nowhere to be found. Misschien verslapen, dacht ik eerst. Maar in de vier jaar dat ze bij ons werkt is ze nog nooit een halve minuut te laat gekomen dus dat leek me geen optie. En ze reageerde ook niet op haar app. Eveneens een unicum. Dan is er voor mij maar één andere mogelijkheid. Die ligt dus hartstikke dood in haar appartement. Dat denk ik dan. En hoe ik het de kinderen ga vertellen, en wat ik ga zeggen op haar begrafenis, en wat ik dan (in vredesnaam) aan moet en hoe ik het ooit zal rooien zonder haar.
Afijn. Stella bleek gewoon een dagje langer dan ik dacht op een Grieks eiland te hangen. Niks dood, niks begrafenis. Gewoon een doodnormale miscommunicatie.
“Ik heb hier twee meisjes naast me staan op het plein, maar die zijn niet opgehaald”
Dan gisteren. Ik was in Frankrijk voor een reisreportage voor ons summer magazine (dat trouwens vrijdag lekker online voor je is om de vakantie te vieren). Net toen ik het pedaal van de Renault Talisman nog even verder intrapte, ging mijn telefoon. School. Juf Marijke. “Ik heb hier twee meisjes naast me staan op het plein, maar die zijn niet opgehaald.” Dat zou mijn moeder doen. Die is dus ook nooit een minuut te laat. Eerder tien minuten te vroeg. Maar die was niet op komen dagen. Ik belde ons huisnummer. Niemand nam op. Oké. Hap lucht. Dan was het telefoontje van juf Marijke dus het telefoontje dat mijn leven zou veranderen. Mijn moeder was natuurlijk hartstikke en ontzettend overleden. Net als haar moeder. Die piepte er ook ineens tussenuit op haar 74e. Goed. Ik zag ons al terugrijden naar Nederland met heel veel koffie en sigaretten. Want daar zouden we natuurlijk meteen weer mee beginnen. Dat weekend Parijs moest ik dus afzeggen en… Er rolden al drie tranen over mijn wangen. “Bel eerst even naar school of ze inmiddels al zijn opgehaald.” Nuchtere man op links.
Ik belde. En ja hoor. Oma was haar tas kwijtgeraakt in de stad (ja, ik heb er verder ook niet naar gevraagd), moest op een holletje terug naar de Etos (ik had hier ook graag Chanel geschreven, maar het was toch echt Etos) en toen weer naar het plein en daardoor was ze dus vijf minuutjes te laat.
Hoe ging het gezegde ook alweer? Een mens lijdt het meest van het lijden dat men vreest. Heb ik van mijn opa. Die is trouwens wel echt dood.
Beeld: Lidian van Megen