Ken je die van Kiki die ging sporten?
“Ja nee, we gaan écht vandaag.” Ik hoor het me nog zo zeggen tegen collega Annabelle. Mevrouw heeft me overgehaald tot een lesje bootcamp in het park, en halverwege de dag vraag ik me af waarom ik in godesnaam ook alweer ja heb gezegd.
Eigenlijk heb ik helemaal geen keus. Ik moet. Project zomerbillen is nog ernstig ver verwijderd en ik ben al aangemeld, wat betekent dat er mensen op me rekenen (iets dat altijd een goede stok achter de deur is). Een paar uur later sta ik weer aan Annabels bureau. “Zeg Bel, hoe zwaar is dat hele bootcampen eigenlijk? Van een schaal van 1 tot 10 zeg maar?” Ze lacht. “Ik denk een 9. Of nee, een 8. Sowieso een 8. Maar dat is alleen als je begint, denk ik.” Nee, da’s lekker. Nog de halve dag moeten werken op kantoor, in de wetenschap dat je een paar uur later toch wel zeker de f*cking ACHT gaat aantikken oftewel al jumping jackend (is dat een werkwoord?) helemaal KAPOT gaan op een berg in een apenpakkie. Maar ik laat me natuurlijk niet kennen. Nee, dat is voor pussy’s en ik wil Sylvie Meis-billen of in ieder geval íets dat in de buurt komt. Dus we gaan.
Het enige wat niet echt praktisch is aan de hele situatie? Ik heb mijn sportkleding niet meegenomen naar het werk. Wat betekent dat we uit werk (samen in de auto richting Utrecht) eerst langs Bels huis rijden, ik dan de bus naar mijn huis zou nemen, thuis ergens een half uur de tijd zou hebben om mijn sportspullen uit de krochten van de zolder te toveren en de stoflaag eraf te blazen, dán op de fiets zou springen richting het park en Bel daar zou ontmoeten. Het hele schema moet nogal pietje precies worden ingecalculeerd, want anders zijn we sowieso te laat en is de groep al zonder ons vertrokken.
Eenmaal op de snelweg gaat ineens het lampje van de benzine branden. Kak. “We tanken gewoon heel snel, ja? Die twee minuten lopen we daarna wel weer in,” zegt Bel. Vervolgens loopt ons automatische pinsysteem bij het tanktstation vast. Staan we elf minuten te schreeuwen dat we te laat komen. Eenmaal in Utrecht kan ik nog nét de bus halen. Tenminste, als dat toch niet goddomme de bus is die nu twee minuten eerder wegrijdt dan gepland. Ah, great, kwartiertje wachten. Nu nog maar een kwartier om me thuis om te kleden. Inmiddels ben ik van een schaal van 1 tot 10 toch zeker een 8 qua grumpyness. Ik bel Annabel. “BEL, mijn bus rijdt dus net WEG. JA. En nu moet ik een KWARTIER WACHTEN. Nee, komt nog net goed, tot zo.” HUIL. GROM. SIS. BLAAS. Veertien minuten later zie ik in de verte mijn busje opdoemen. Mijn oude vertrouwde bus 7 richting Voordorp, mijn reddende engel. Ik doe een stap naar voren. Jezus, wat rijdt die harrie lomp hard. Oké, hij komt nu toch wel heel dichtbij. Maakt niet echt aanstalten om te stoppen. Ik zwaai naar de chauffeur. Halloooo?……. HALLO?! Meneer geeft geen kik en scheurt plankgas voorbij. Met stoom uit mijn oren besluit ik naar huis te lopen.
Goed, kende gij het verhaal van Kiki die ging sporten? Juist, die ging dus niet.