Als je gaat trouwen: hier maak je sowieso ruzie om
De locatie is geregeld, de datum is geprikt en we zijn hartstikke blij. Maar ja, het is opeens wel al eind januari. En over vier maanden zeggen we de belangrijkste ‘ja’ ooit tegen elkaar.
Dat is best even slikken. Nog maar vier minimaanden. Dat zijn, krijg nou wat, pakweg honderdtwintig dágen – godsallechristus – om alles te regelen. Ik heb nog geen halve taart geproefd, geen enkele bloem gekozen of ook maar één schoen gepast om onder mijn jurk aan te hijsen. Waar haal ik bruidsmake-up? Wanneer moet ik mijn kapsel uitproberen? En moet je niet eerst in ondertrouw? Mijn god. Paniek. Maar: de jurk heb ik. Goddank was ik dáár op tijd mee. Het scheelde dat ik precies wist wat ik wilde. Dat kan ik natuurlijk niet nu al verklappen, want stel je voor dat mijn man to be dit leest. Hij ziet mijn jurk pas als ik het altaar op loop met mijn vader aan mijn arm. Ach, dat momént. Hopelijk huilt mijn moeder eventjes van geluk. En van mijn zussen verwacht ik ook wel een traantje, anders zou ik het toch lullig vinden.
Afijn. Nog vier luttele maanden. Nu begint dus de stress, lieve meiden. De echte stress. En dus wordt er ook in dit liefdesnestje met enige regelmaat goed gekibbeld. Waar mijn vriend goed in is? Praktisch, doelgericht, zakelijk denken. Hoeveel vierkante meter moet de tent voor het feest zijn, hoeveel stroom hebben de instrumenten van de band nodig en ja, laten we een pad aanleggen zodat vrouwen niet met hun hakken door het gras hoeven te lopen. Ik denk vooral aan lichtroze bloemetjes in het mandje van mijn bruidsmeisje, de zoete ‘You’ve made our day’-cadeautjes om aan onze gasten mee te geven na afloop en de goud gedrukte trouwkaarten met eucalyptustakjes in de envelop. Verschil moet er zijn. Iets met man en vrouw, denk ik.
Klein of groot
En dus laat ik hem lekker peinzen over tenten, stopcontacten en wandelpaden. En hij laat mij keuvelen over taarten met pioenrozen, kannen water in lavendelkleur op een houten tafel en wel of niet twee kappers op de dag erbij, om ook de haren van onze moeders en zussen te kunnen verzorgen. Een keurige taakverdeling. Maar over één ding worden we het absoluut niet eens. En juist dat ding moeten we sámen doen. En dat is: de gastenlijst. Ik wil het graag een tikkie groter allemaal, met meer en meer mensen. Hij niet. Hij wil klein en intiem. Sláánde ruzie.
Het gaat daarom tegenwoordig ongeveer zo, bij ons thuis:
“Schat, die mensen heb je al mínstens acht jaar niet gezien! En ik ook niet! Nee, die komen niet, hoor. Weet je niet wat het kost, per gast, die hele dag erbij?”
“Nee, dat weet ik niet, gelukkig niet, en bovendien heb ik ze wél nog gezien! Vorig jaar augustus nog, op de Gay Pride, en bier mee gedronken op het Amstelveld! Ha!”
“Dat telt toch niet? Dan kan ik de barman van het kroegje hier op de hoek ook wel uitnodigen! Of wil je dat ik een naamkaartje ga dragen die dag? Want ik denk dat ik als bruidegom niemand ken op mijn eigen bruiloft.”
“Je mérkt het niet eens, die vijf mensen extra! En ik vind ze aardig, daar gaat het toch om? En op zo’n bedrag maakt het ook geen bal uit, die vijf. Maar weet je? Prima. Dan hoeven die énige vriendinnen van jou van vroeger ook niet te komen tenminste. Want die heb ik zéker al acht jaar niet gezien. En ook niet op de Gay Pride vorige zomer.”
De teller staat nu op honderdzeventig man. De mooiste dag van je leven zeggen ze toch?