Als je geen fietser bent
Maar wél in Nederland woont
Die VanMoofjes bij ons in de gang, daar ben ik een beetje op. Niet dat we vaak samen op stap gaan, want ik ben geen fietser, maar ik vind ze onwijs knap. Toen ik drie weken op de Amayzine-burelen rondliep, stelde May voor om de fiets te pakken. Even het Amsterdamse in op de bicyclette, want het was mooi weer. Ik raakte al in paniek bij het idee. En jawel, voor een vol terras belandde ik bijna met de benen wijd, met ademtekort op straat. Ik lag ergens in de goot met een mini-jurk aan en daar wordt het allemaal niet fraaier van.
Naar de middelbare fietste ik tien kilometer heen, tien kilometer terug. Dat trapte ik met gemak weg in vijfentwintig minuten. Maar toen de fiets aan de wilgen kon, heb ik ‘m er zelf in gehangen. Ik verhuisde naar onze metropool en daar deed ik alles te voet, per tram of per metro. De GVB en ik, wij waren maten. Mijn twee fietsen liet ik jatten voor de deur op de Dappermarkt en ik heb nooit meer een fiets in mijn bezit gehad.
Geen fietser zijn in Nederland, dat wordt niet geaccepteerd. Buiten de landsgrenzen denken ze trouwens dat we voor een ritje Groningen-Terneuzen ons stalen ros nog pakken. Maar ik ben enorm team voiture. Mensen die fietsen snappen dit niet en kijken je heel apart aan. Het is zó erg dat ik mijn afspraken buiten de redactie aan het begin of aan het einde van de dag plak, zodat maar niemand de fiets oppert. Kan ik me verstoppen achter het feit dat ik dan veel sneller ben en het praktischer is en meer van dat soort geneuzel. Mijn boodschappen plan ik per week, want hé, hell no dat ik met al die tassen aan het stuur door het dorp ga slingeren. Dat dus, fietsontwijkend gedrag.
Maar fietsen heeft ook voordelen. Zo ontnuchter je extreem goed na een avond gin-tonics als je vijftien minuten recht naar huis moet proberen te fietsen. Je hebt meteen een work-outje te pakken (tenminste, dat is de wijsheid van Kiki) en het is gratis. Mits ze niet te vaak gestolen worden, maar die tienrittenkaart heb je er sowieso binnen no-time uit. En uuuuh, nou ja, dat waren mijn voordelen wel.
De nadelen dan, want het moet allemaal wel in balans blijven. De regen. De wind. De kou. Het haar dat nooit meer normaal zit. De natte spijkerbroek. Te warm, want binnen vijf minuten bezweet. Fietsen worden gejat. Sleutels breken af. Het kutten met kettingen (vergeef me mijn taalgebruik). Banden die lek gaan. Het sjouwen met één wiel omhoog als je sleutel kwijt is. Mensen die denken dat je een fiets aan het jatten bent. De tramrails. Het gevaar, want je wordt mínstens een keer per dag bijna geschept door een auto (zegt een fietsende collega). Wil je meer? Want als je het vraagt, kan ik met gemak nog duizend ongemakken opsommen.
Maar het moet toch een keer. Ik ben een niet-fietsende Nederlander, dat is als een tennisser die niet kan tennissen. Misschien dat ik wel mooi-weer-fietser word, want ik kan mijn fietsende roots niet blijven negeren. Gewoon om eens te kijken of ik het kan. Wel met een max, want er zit een maximum aan leuk-fietsen. Ik schat het op ongeveer een kwartiertje. Ik houd je op de hoogte. En als je me ziet fietsen? Wel even zwaaien, hè? Als support, want dat heb ik nodig.