Ga je schamen met je foodshaming
Net dat ik het puntje van mijn mes in de Penotti-pot laat zakken, zie ik aan de overkant van de tafel een wenkbrauw omhoog gaan. Ik stop halverwege, laat mijn mes boven de opening cirkelen en kijk de wenkbrauw in kwestie aan. De wenkbrauw zakt in en ik laat tevreden in een vloeiende beweging met de brauw mijn mes in de Duo Penotti-pot zakken. Vrij van commentaar en vooral: onbeschaamd.
Foodshaming is het nieuwe mumshaming, is het nieuwe skinnyshaming, is het ouderwetse bemoeialgedrag waar je niet op zit te wachten. Op vrijdag voorzie ik mijn laatste sneetje brood altijd van een dubbele constructie: eerst een beetje boter en daarna nog wat pindakaas. Ik vind pindakaas alleen wat droog van zichzelf, maar het feit dat ik mezelf alweer aan het verklaren ben over de droogtegraad van pindakaas herinnert me weer aan de (ex-)collega die altijd een punt van mijn stapeltje zat te maken. Elke. Vrijdag. Weer. Tot ik het beu was en haar rustig vertelde dat ik het nógal storend vond dat ze mijn boterham bekritiseerde (lees: ik ging uit mijn panty en vroeg of ze mijn goddelijke constructie met rust wilde laten).
Het schijnt één van de grootste issues onder collega’s te zijn: het krijgen van commentaar op een maaltijd. En in een tijd waarin de hele wereld vegan is, gluten gemaakt zijn door de duivel en één van je vrolijke vrienden op het werk standaard een dieetje doet, is het jammer genoeg eerder regel dan uitzondering. Maar waarom, mensen? Waar is de tijd dat je je neus niet in andermans bord stak? De flexitariër tikt de vleeseter op de vinger, de vegetariër de flexitariër, de veganist de vegetariër en anders wordt de chocopasta wel aangelengd met iets zorgwekkends of is het percentage zout in het brood van de supermarkt een gezondheidsrisico (wat trouwens echt zo schijnt te zijn). En weet je wel hoe vet een avocado is? Ja, dat weet ik, ja.
Maar laten we in vredesnaam ophouden met het evangeliseren van je voedselgroep, daar wordt niemand een gelukkige eter van. Amen.