Kiki’s culture shock in Ivoorkust
De wereldbol is een menukaart en tja, ik hou nou eenmaal van eten. Van nieuwe smaken, kruiden, verrassingen en gerechten waar je zelf nooit op zou komen. ‘Ober, als voorgerecht zou ik graag één vliegticket willen. En kunt u als hoofdgerecht Ivoorkust aanraden? Ja? Daar woont mijn vriendin Roos namelijk en ik mis haar.’ Oké, let’s do it. Toetje zien we straks wel.
Dus daar sta ik, op de luchthaven van Abidjan om zes uur ‘s ochtends – door sommigen ook wel ‘het Manhattan van Afrika’ genoemd -, lichtelijk onwennig om te heen te kijken door de culture shock, in het kleine kamertje waar mijn vingerafdrukken worden gescand en mijn visum en gele vaccinatieboekje worden gecontroleerd. Ineens vliegt Daan, mijn reispartner op. Een gigantische kakkerlak die in z’n vorige leven duidelijk op breakdance heeft gezet schiet door te kamer. ‘Welcome to Côte d’Ivoire,’ gniffel ik tegen hem. Een land waar ik nog nooit was geweest.
Ik was – los van Egypte, jaren terug – überhaupt nog nooit in Afrika geweest. Op dag één waste ik twaalf keer mijn handen. Gewoon, voor de zekerheid. Op dag twee zag ik drie vrouwen op straat plassen. Dag drie dacht ik nog steeds dat iedereen boos naar me keek. Vanaf dag vier droeg ik ineens vier keer zoveel sieraden als ik ooit deed. Op dag vijf proefde ik mijn eerste Ivoriaanse gerecht – met een nog ietwat bedenkelijk gezicht. Op dag zes beet ik op de binnenkant van mijn wang toen ik vanuit de auto een man in een rolstoel zag bedelen langs de weg. Mijn vriendin deed het raam open, wenkte hem en stopte hem een briefje toe. Ik voelde me een enorme schijterd. Ik keek namelijk weg.
Dag zeven merkte ik een soort omwenteling. Ik voelde meer rust. Ik voelde dat mijn liefde voor kleurrijke kleding nog meer gegroeid was. Op dag acht zat ik na een korte binnenlandse vlucht als een bange idioot op een paard in San Pedro dat zowaar één keer galoppeerde. Op dag negen kocht ik twee kippen op de kippenmarkt om te redden en vrij te laten in Roos’ achtertuin. We noemden ze Bonnie en Clyde. Op dag tien bezochten we een dorp en dronken we gin met het stamhoofd, dansten we met onze gids en zongen we liedjes. We voerden de aapjes bananen in de mangrove en ik voelde me gewoon ineens überhappy. Dag elf kreeg ik in hysterisch gekke cocktailbar een piemelshotje inclusief slagroomtoef voorgeschoteld. Dag twaalf kon ik wel janken dat we naar huis gingen.
Een culture shock ervaren is en blijft gekkig. De eerste dagen merk je dat je ergens in je achterhoofd toch met een soort vooroordelen kampt (want hé, dat is ‘raar’ om te doen zeg, dat ruikt ‘gek’, dat is ‘zielig’ dat heb jij nooit zo gedaan thuis etc.). Je moet wennen aan de nieuwe wereld waarin je opeens bent beland, de klamme hitte, maar ook aan de mensen om je heen en hun andere manier van leven. Alles is anders, de omgeving, maar ook zoiets simpels als eten of de taal die wordt gesproken. Je raakt even overdonderd. En dan ineens sla je om. Ga je de schoonheid van dingen inzien. Ik voelde me iedere dag meer en meer blenden met Ivoorkust. De cultuur, de mensen, het land, de mode, het eten, alles.
Dus ja, Ivoorkust, je hebt een plekje veroverd in mijn hart. Kilometerslange zandstranden, übervriendelijke locals, shoppen op de kleurrijke markten van Abidjan… Roos, tijdens al die videobelletjes kwam de vibe niet over, maar nu snap ik je eindelijk. Côte d’Ivoire is prachtig. Hou je ook wel van avontuur en mocht je nog op zoek zijn naar een verrassende vakantiebestemming, dan kun je me altijd een berichtje sturen op @kikiduren.
En onthoud: if you don’t go, you’ll never know…