Kiki’s travel bucketlist
Omdat je misschien per abuis een magazine gemist hebt: dit is één van onze lievelingsartikelen waar je nog even in wilt duiken. Haard aan, warme choco in een mok of een bubbeltje in het glas (mag natuurlijk ook) en lekker lezen maar.
Kiki heeft een doel. Binnen vijf jaar alle plekken zien waar haar hart sneller van gaat kloppen. Waarom iedere keer hetzelfde gerecht bestellen als er zo veel te kiezen valt uit de menukaart van de wereld? Tijd om aan te vallen. Én af te vinken.
Next up: Costa Rica en Bali.
50 shades of green in Costa Rica
Mijn moeder is door het dolle heen als ik haar ophaal van Schiphol. Nog nooit eerder heb ik haar zo zó enthousiast gezien na een vakantie. ‘Het was geweldig, Kiek, zulke dieren kom je nergens anders tegen.’ Ze laat me filmpjes zien. Kapucijnaapjes ratsen door de bomen, een toekan vliegt op en een gigantische luiaard steekt de weg over met een slome glimlach. Jeetje. Op dat punt besef ik dat ik eigenlijk geen keus meer heb. That’s it. Ik moet en zal ooit naar Costa Rica.
Ooit kwam sneller dan gedacht. Ineens is daar de vraag van het Costa Ricaans Verkeersbureau of ik voor Amayzine die kant op wil. Ik knipper drie keer met mijn ogen terwijl ik de mail letter voor letter in me opneem. Het staat er echt. Het enige struikelblok is nog wel even die vlucht: comfortabel is anders als je er nogal claustrofobische trekjes op nahoudt in het vliegtuig. Maar alsof het lot me goed gezind is krijgen we (ik ben met een groepje journalisten) állemaal een upgrade naar business class. KLM, ik hield al van jullie, maar nu nog een beetje meer. De beenruimte, het eten, de stoel die volledig plat kan, het Delfts blauwe huisje na
afloop: dit is niet normaal.
Tenen in het zand
Elf uur later sta ik in het beloofde land van de hangbruggen en het ‘pura vida’. Letterlijk vertaald betekent het ‘puur leven’, maar het komt erop neer dat je moet genieten van ieder moment en je geen zorgen moet maken over dingen waar je toch geen invloed op hebt. Een soort ‘hakuna matata’, maar dan anders.
We rijden van het vliegveld van San José richting Puerto Viejo, een klein reggaedorpje waar je overal mensen ziet rondlopen met lange dreads en een surfplank onder hun arm. De sfeer is zo laid-back, het is bijna lachwekkend. Ik plop een koud witbiertje open, schop de slippers uit op het strand en kijk met mijn tenen in het zand naar de zonsondergang. De mooiste die ik ooit heb gezien. Dít is wat ze bedoelen met pura vida.
De dagen erna gaat alles in een soort reisroes. Ik krijg watervallen voor mijn kiezen waar ik bijna emo van word, zo mooi. Volgens mij ben ik beland in de natte droom van Freek Vonk. Ik zie dieren waarvan ik niet eens wist dat ze bestónden. Nergens ter wereld vind je zo’n uitgebreide flora en fauna. Hoe vaak word je in je dagelijkse leven om 4.00 uur gewekt door het geluid van een paar stoeiende howler monkeys? Dikke kans dat je tijdens je vakantie in een van de national parks een paar sloths (luiaarden), wasberen, kolibri’s, toekans, coati’s, slangen of tarantula’s tegenkomt.
Roetsjen door de jungle
We rijden door richting Cahuita, bezoeken de Hot Springs bij La Fortuna, de Cloud Forest van Monteverde, slapen in junglehuisjes en overwinnen hangbruggen. We staan oog in oog met een eyelash viper, een slang zo giftig dat het binnen twee uur klaar met je is als ’ie je bijt. Brrr. Met zweet in mijn bilnaad trotseer ik de zevenhonderd meter lange zipline die dwars door de jungle roetsjt. Als tip krijg ik nog: ‘Scream as hard as you can!’ om de adrenaline in je lijf de baas te zijn. Nee, dat helpt, kan ik je zeggen. Ha, maar ik deed het mooi wel. Want ook dat doet Costa Rica met je: je grenzen vervagen.
Gelukkigste op aarde
CR, ik kan je eindelijk afvinken. Potverdorie, wat was je mooi. Ineens begin ik te begrijpen dat hier de gelukkigste mensen op aarde wonen. Stel het je voor: een land waarin je bij elke stap die je zet iets ziet dat je nog nooit gezien hebt. Een dier, of een plant. Zo veel indrukken. Dit land beleef je met je vijf zintuigen. Voor iedereen die het gevoel heeft ‘op de automatische piloot te leven’ zou ik zeggen: boek dat ticket. Je komt als een ander mens terug, want er is zo veel moois. Ik ben nu al jaloers op je.
Het paradijs van luxepaardjes Bali
Na Costa Rica werd het in december tijd voor een nieuwe krabbel op de afvinklijst: Bali. Het eiland dat al veel te lang op de planning stond, maar er nooit van kwam. Op 10 december tuff en m’n lief en ik vol enthousiasme richting Schiphol. Om maar gelijk met de deur in huis te vallen: de vliegtijd naar Bali is best eh, lang. Bali ligt ruim 10.000 kilometer verwijderd van Nederland en dat betekent dat je minstens 16 uur onderweg bent – en maak er met een overstap maar 20 uur van. Een flinke bevalling dus, maar áls je er dan eenmaal bent, is het alle weeën waard.
Feel like a millionaire
Na een dag heb ik al door: dit is de vakantie die iedereen zichzelf zou moeten gunnen. Op één plek blijven moet je hier niet doen, Bali is het perfecte eiland om rond te reizen. Ik had me van tevoren een klein beetje ingelezen en besloot alleen voor de eerste drie nachten een hotel te boeken om even ‘uit te jetlaggen’ en vanaf daar de volledige vrijheid te hebben. Een manier van reizen die ik iedereen kan aanraden. Vind je het ergens stom, dan ga je na één nacht weer weg. Is het tof, dan boek je bij. Simpel zat. Hoe ziet een dag Bali eruit? Je stapt ’s ochtends op je scooter (hét vervoersmiddel), rijdt naar een lekker ontbijtplekje en tuft daarna weer door richting het strand. Tempel hier, massage daar, dan nog even een zonsondergang meepakken en ’s avonds thuiskomen in je villa met privézwembad.
Je vraagt je af waar je dit allemaal aan hebt verdiend. Het is allemaal kneitergoedkoop. As if: you feel like a millionaire. Voor drie euro kun je eten, voor een paar tientjes slaap je in een mooi hotel en die massage kan al vanaf vijf euro. En ja, dan lig je toch echt een uur op die tafel.
Een snuif cultuur alstublieft
Daarnaast is er zo intens veel te doen en te zien op Bali. Je weet van gekkigheid niet waar je moet beginnen. Vulkanen, watervallen, rijstvelden, leuke dorpjes, prachtige tempels: iedere keer dat je verkast van plek kom je in een totaal andere vibe terecht. Het is misschien ook een béétje het Azië voor luxekindjes, maar hé, je hebt mij nog nooit horen zeggen dat ik gelukkig word van kamperen. Wij begonnen in surfersdorpje Canggu, waar ik me zo relaxt voelde dat ik er spontaan wilde wonen. Maar toch wil je ook het artistieke Ubud zien, naar de Monkey Forest en natuurlijk de rijstvelden met de Bali Swing, het toeristische Seminyak en Kuta voor het shoppen en de perfecte restaurants en de hoge golven en zonsondergangen op Uluwatu. En dan zijn er natuurlijk nog de uitstapjes naar de buureilanden Gili, Nusa Lembongan en Nusa Penida, stuk voor stuk paradijselijke parels met hun eigen charme.
‘Burn what?’
Na drie weken hebben we het gevoel alsof we een halfjaar zijn weggeweest, zo veel indrukken hebben we opgedaan. Dat wat het diepst indruk maakt is de lokale bevolking. De mensen op Bali zijn toch wel heel uniek en lief. Waar je ook komt: je wordt met een glimlach ontvangen, de klant is koning en tijdsdruk lijkt niet te bestaan. Ik vroeg onze driver (in Bali is het heel normaal om een privéchauffeur te hebben gedu rende je vakantie) of ze het begrip burn-out ook kennen. Hij kreeg de slappe lach. Nee, dat kennen ze niet. Natuurlijk niet, Kiek. Ik heb een soort van rare regel dat ik niet twee keer naar eenzelfde bestemming wil (hallo, de wereld is groot en we leven maar kort), maar voor Bali zou ik volgend jaar meteen een uitzondering maken. Dit prachteiland kan ik eindelijk afvinken.