Nog even over die baby’s in het vliegtuig
Een week geleden presenteerde Japan Airlines het, in hun ogen puike, plan waarbij je als je je stoel reserveert kunt zien waar zich baby’s aan boord bevinden. Nu vond iedereen dat geloof ik best grappig want ja, we hebben ons vast allemaal ook wel eens gestoord aan een ontroostbare baby die de hele inhoud van zijn fles heeft teruggeven aan de natuur. Sterker: ik heb me ook bijzonder vaak gestoord aan mijn eigen kinderen die ontroostbaar waren, hun gordel niet om wilden doen, hun melk niet op de juiste temperatuur achtten en ga zo maar door. Sinds mijn kinderen ouder zijn (en weer voor andere irritaties zorgen, maar dat terzijde), vind ik een huilende baby een ‘walk in the park’. Ik kan er diep van genieten dat het niet mijn kind is en hoop met warme het-is-oké-en-we-weten-hoe-het-is-blikken het ongemak bij de moeder weg te wapperen.
Maar stel nou eens even dat we het woord baby zouden vervangen door een ander woord. Bijvoorbeeld geen deodorant gebruikend persoon. Of de onzachte snurker. Of armleuninginpikker. Of langbenige die zijn benen op jouw terrein zal parkeren. Of dronkenlap. Los van het feit dat ik het bijzonder onaardig en zelfs discriminerend vind naar dit nieuwe leven (en eigenlijk behoorlijk ongepast), vraag ik me ook af wat men hiermee beoogt. Want als we het hebben over irritante medepassagiers, dan kan ik er ook nog wel een paar opnoemen.
Laten we een beetje lief voor elkaar zijn, joh. Een vlucht duurt hooguit zestien uur. En zoals elk nadeel zijn voordeel heeft: tijdens zo’n lange vlucht valt zelfs de meest fanatieke huilbaby uiteindelijk ook in slaap.