Toch nog even over Robert Oey
Wow, dat was wat ik dacht. En ook: jij hebt lef. Robert Oey, de partner van Femke Halsema, gaf een interview aan NRC. Hij was blijkbaar klaar met het gespeculeer, met het zwart verven van zijn vrouw en het te schande brengen van zijn zoon. Hij wilde de mens achter de zaak naar voren brengen. Dat denk ik, tenminste. En dat is hem gelukt. Want ik las een leuke man. Een eerlijke man ook. Maar ook een man die misschien niet zijn grote geluk vindt in een ambtswoning.
Er waren wel dertien momenten waarbij ik mijn wenkbrauw optrok. Ik neem ze toch nog even met je door.
1. De kop: “Dan denk ik: flikker op met je ambtswoning”
Toen ik de kop las, dacht ik dat hij zijn vuist balde richting het morrende volk, maar later begreep ik dat hij uitlegde hoe de ruzie, die nog niet heeft plaatsgehad overigens maar wacht op een goed moment om naar buiten te komen, eruit zal zien. Femke zal hem verwijten dat hij nalatig was en nooit een pistool in de ambtswoning had mogen laten liggen en hij zal zeggen dat hij ook zijn werk moet kunnen doen (hij is filmproducent en had het onklaar gemaakte wapen nodig als rekwisiet) en dan zal hij eindigen met de uitspraak: ‘Flikker op met je ambtswoning.’ Of iets in die trant.
2. De haat
Oey zegt dat ze (ik lees hieruit ‘het gezin’) hoopten dat ze verlost zouden zijn van de constante woede en haat die Femke Halsema tijdens haar Groen Links-periode ervoer. Dat vond ik heftig voor haar. En voor hem.
3. ‘Dan moet je je zoon uitleggen dat dat hij op de voorpagina staat omdat ze zijn moeder willen pakken.’ Oey zegt dat hij op alles voorbereid dacht te zijn. ‘Maar dat De Telegraaf een vijftienjarige jongen onder de bus zou gooien, had ik nooit verwacht.’ Ik vond het een mooie metafoor, hoe wrang ook.
4. Oey heeft niet meteen tegen zijn vrouw gezegd dat het zijn wapen moet zijn geweest.
Dat frappeerde me enorm. Dus je vrouw belt en vertelt dat jullie zoon is gearresteerd en een wapen bij zich had. Jij denkt: verdomme, dat moet het wapen zijn geweest dat ik voor een opname in mijn auto had en dat ik in een jute zak in de la in het dressoir heb gestopt. Maar dat zeg je op dat moment niet. Waarom niet?
5. Femke zei: ‘Ik wil dat je terugkomt. Dat heb ik niet gedaan. Ik ben twaalf dagen in Bangkok gebleven en heb me volledig op mijn werk gestort.”
Dat vond ik heftig om te lezen. Je vrouw zit in de problemen en je zoon ook. Jij bent daar onbedoeld een belangrijke schakel in geweest, maar je komt hen niet bijstaan.
6. Femke heeft onze zoon zelfs niet naar het verhoor gereden. Om maar niet de indruk te wekken van: kijk, de burgemeester zit er naast.
Toch lees ik in alles een man die heel veel van zijn vrouw houdt en bewondering heeft voor haar correctheid.
7. Heb ik nu een strafblad?’
Het moment dat het gezin hoort dat De Telegraaf breed gaat uitpakken met het verhaal. Dat moment. Hoe moet dat zijn? Wetende dat het morgen alleen maar over jullie zal gaan. Over je kind, waar je juist een muurtje omheen wil bouwen om hem te beschermen in zijn kwetsbare puberjaar.
8. Femke tikt een brief aan alle Amsterdammers. ‘Buiten op het terras. Op haar smartphone.’
De laptops hadden ze juist thuis gelaten. Ik heb zoveel beeld bij deze zin. De vrouw, de moeder, de burgemeester: alle rollen in een. Maar toch als belangrijkste taak het willen beschermen van je kind, schrijvend op je telefoon.
9. ‘Ze heeft de hele nacht zitten typen. Ik ben gewoon gaan slapen en las de brief pas de volgende ochtend.’
Op sommige momenten is Oey niet heel best in zijn persoonlijke pr.
10. ‘Ik ben hier heel eerlijk in. Deze kwestie is nog niet uitgesproken tussen Femke en mij. Maar ze is natuurlijk heel boos.’
De interviewers vragen verder en Oey antwoordt: ‘Alleen dat hebben we nog niet uitgesproken. We kunnen prima ruzie maken, dat is het niet. Maar ze heeft het nog niet tegen me gezegd, al wil ze dat natuurlijk heel graag.’
Ik kan me voorstellen dat zo’n ruzie echt grote gevolgen kan gaan hebben, maar toch. Zoiets enorms en er nog niet over gesproken hebben samen… Poeh.
Hij vervolgt: ‘Ze heeft nog niet geroepen: ‘Paardenlul, hoe kún je nou…?’ En dan zeg ik tegen haar: ‘Dit is gewoon mijn werk. Flikker op met je ambtswoning.’ Dat is de ruzie die we nu beiden uit de weg gaan.’
11. ‘Laatst hadden we al ruzie toen ik onze auto neerzette op een plek voor laden en lossen.’
Kijk Robert, nu vind ik je weer leuk.
12. ‘Wij hebben hier nu een intiemer gesprek dan ik met mijn vrouw heb gehad.’
Maar meen je dat nou toch echt serieus?
13. ‘Ik ben al strafbaar als ik straks op de Herengracht een stukje tegen het verkeer in fiets. Maar ik doe het gewoon. Ik overtreed iedere dag de wet.’
Now you’re talking, Robert. En neem Femke mee. Achterop je fiets. Tegen het verkeer in. Laat de wind onder haar rok wapperen, haar armen om je middel voelen, haar wang tegen de onderkant van je rug. Een glas rode wijn bij Hoppe, fietsen door de mooiste stad van de wereld en hopen dat jullie hier later, op dat bankje op dat pleintje in Italië, zachtjes gniffelen als jullie hier aan terug denken. Ik gun het jullie.