Als je over twee weken gaat verhuizen
Wat zeg ik, twee weken? Over één week en vier nachten staat de verhuiswagen voor de deur. En nu doe ik alsof er een heuse wagen voor komt rijden waar dan alles ingeschoven wordt, maar da’s natuurlijk niet waar. Het is een busje waar ik zelf om acht uur voor op de stoep van het verhuurbedrijf moet staan in Hilversum. En in het kader van het breed laten hangen hebben we er eentje gereserveerd mét laadklep. De tijden veranderen, vroeger bonden we banken op het dak van de auto.
Om even te schetsen hoe de situatie ervoor staat: de eerste kamer is ingepakt, net als de kleding die ik niet à la minute aan wil (lees: even niet pas), in de berging staat nog een stel onuitgepakte dozen van toen we hier kwamen wonen en ondertussen ligt mijn vriend gestrekt op de bank, want die is net door zijn rug gegaan. Eén week en vier dagen: adem in, adem uit. Misschien moet ik de boeken vast in een krat doen en de kaasfonduepan, want mijn middel schreeuwt om een paar maanden zonder kaas. Ik zou vast wat glaswerk in kunnen rollen of anders een kastje uit elkaar halen? Oh nee, ik mag óók niet tillen, want: hernia. Mijn god, één week en vier dagen: adem in, adem uit.
Het is dat telefoonklappers uit zijn, maar ik heb in mijn hoofd wel even gebladerd in mijn vriendenschare waar ik nog een verhuizing van tegoed heb of anders wel een dag klussen. Stel nou hè, dat die rug van mijn vriend het niet binnen afzienbare tijd gaat doen, dan staan we daar. Kreupel en kreupel. “Nee, de wasmachine moet in de bijkeuken, het bed boven achterin links, de bank mag beneden blijven en zet die kast maar even in de schuur. Iemand nog koffie of een broodje?” Je kan me geen ergere verhuizing toewensen. Ondertussen oppert mijn vriend om zijn moeder in te schakelen voor dit weekend, zodat we de rest van het huis in kunnen pakken en ik mijn rug niet verder de vernieling in help (zoals ik afgelopen weekend deed en waardoor ik vanmorgen bij de fysio zat). Maar eerlijk: I love her, alleen heb ik er natuurlijk geen zin in dat ze ziet wat voor zooi we er de afgelopen maanden van hebben gemaakt. Misschien tovert ze ineens nog wat sportspullen uit een achteraf geraakte tas. “Ik doe het zelf wel”, murmel ik tegen hem. Nog één week en vier nachten: adem in, adem uit.
Inboedelverzekering omgezet: check. Van mijn vorige huis naar mijn volgende om precies te zijn, mijn inboedel staat blijkbaar al tweeënhalf jaar onbeschermd in mijn appartement. En wat doet een beetje opstalverzekering tegenwoordig? Ondertussen worstel ik mezelf door een stapel tijdschriften, die ik van mezelf (en van mijn vriend) deze keer écht niet allemaal mee mag nemen. Ook al doet het altijd een beetje pijn, alsof ik met elk exemplaar wat liefde in de prullenbak gooi.
Maar één ding blijf ik tegen mezelf zeggen en het voelt nog een beetje onwennig: volgende week zaterdag woon ik in dat huis uit 1918, met tuin en haard, Franse kap en… Ik. Kan. Niet. Wachten. Denk dat ik vanavond nog maar een doosje probeer in te pakken.