De psychologie achter waarom heel Holland opeens bananenbrood bakt
Ik was tot een week of wat geleden niet al te vaak te vinden in mijn keuken. Ik bedoel: ik pakte wel eens wat uit de koelkast, maar de oven? Mwa, neuh, geen goede vrienden mee.
Nu heb ik bananenbrood gebakken – net als de rest van de wereld. En, wacht, daar blijft het niet bij: ik heb dus óók koekjes gebakken. En die heb ik zelfs uitgedeeld aan vriendinnen, omdat ze, schrik niet: best mooi waren gelukt. Hartjes, met versiering, met streepjes en stipjes en randjes en kleurtjes. Nou sorry, maar wat is er met me gebeurd? Normaal kwak ik een Frans kaasje op tafel, trek ik een zak truffelchips open en maak ik me meer zorgen om of de wijn wel koud genoeg is of niet dan dat ik als een brave vrouw die haar leven op orde heeft bananen sta te pureren en blij word als ik amandelmeel vind in de supermarkt. Mijn oven is nog nooit zo vaak gebruikt in haar hele bestaan dan in de laatste weken. Als ik Instagram open zie ik dat er nog 931 kennissen een bananenbrood in elkaar hebben geflanst. Hoe komt dat? Waarom bakt heel Holland nu we in quarantaine zitten?
De psychologie erachter is – wat ik denk als psycholoog – vrij simpel. Het geeft ons het gevoel nuttig bezig te zijn. Aangezien de maandag nu ook op een zaterdag lijkt en andersom, en thuiswerken toch minder voldoening geeft dan op het werk een beetje vlammen en meeten met collega’s, duiken we de keuken in. We bakken iets moois omdat het taakje ons blij maakt: je kneedt wat deeg, je plet wat bananen en je doet nog even lekker gezond met die blauwe bessen erdoorheen mixen. En we doen het voor het resultaat. Dat mooie bananenbrood op je houten plankje neerleggen en daar de hele dag naar kijken. Je voelt je goed, je voelt je trots, je voelt je belangrijk.
De New York Times heeft er ook over geschreven: ‘Baking in Quarantaine as an act of Faith’. Ofwel: bakken geeft je hoop, vertrouwen, een doel, een uitzicht op de toekomst. Zo van: het komt allemaal wel goed, de economie komt de klap wel weer te boven, hier, eet wat bananenbrood. Je weet niet wanneer je iedereen weer kunt knuffelen die je liefhebt, je weet niet wanneer je weer naar je werk kunt, je weet niet wanneer je weer een beetje terug mag naar ‘normaal’, van onze MP. Je weet niet wanneer je je huis weer uit mag voor een rosé op het terras. Je weet niet of je dit jaar nog op vakantie gaat. Je weet niet of je dit jaar nog je kinderen naar school of naar de opvang kunt brengen. Je weet wel dat je bananenbrood na 40 minuten op 180 graden in de oven klaar is. Daarom geeft bakken houvast in deze vreemde, ongekende, oorlogstijden. En zodra je je vrienden en familie weer mag zien, ben jij er klaar voor, met tupperware en hartenkoekjes en al.
Overigens waren mijn koekjes dus bijzonder goed gelukt. Maar dat bananenbrood, het is dat-ie er mooi uitzag… Want de eerlijkheid gebiedt mij te zeggen: het smaakte naar beton. Beton met amandelmeel, dat dan weer wel. Poe. Ik hoop maar van harte dat ik gauw weer naar kantoor kan.