Echtscheidingsmateriaal: van die makkelijk opvouwbare tentjes
Dus ik dacht na over hoe ik deze meivakantie een beetje gezellig kon maken. Thuisblijven vind ik helemaal niet vervelend, maar dat hebben we de afgelopen zes weken al vrij intensief gedaan. Elk kastje is opgeruimd en ik heb een allergie ontwikkeld voor duizendstukjespuzzels (en dan vooral voor de 1000 stukjes, of de 989 stukjes, want we zijn er sowieso altijd een paar essentiële kwijt) dus dat is ook geen tijdverdrijfoptie meer.
Toen zag ik het licht. Een tentje moest het zijn. Kamperen in eigen achtertuin(tje). Een kinderhand is gauw gevuld. Die hoeven niet twaalf uur in het vliegtuig naar Thailand om geluk te vinden. Een tent, een slaapzak en een zaklamp en het geluk is compleet. Omdat ik al eens eerder een opvouwbaar tentje in mijn bezit heb gehad waarbij het me nooit lukte om hem netjes op te vouwen, besloot ik research te doen. Ik zocht en vond de tent die op alle fronten tienen scoorde. In het mandje, bestellen en potdorie nog ‘es aan toe, zelfs de volgende dag bezorgd. De goden leken me gunstig gezind.
We gaven de tent aan onze dochters. Dolblij. Hij zag er ook intens logisch uit. Met gele koorden en gele aansluitingen, rode linten en sluitingen en blauwe. Dan zouden de gele wel in de gele moeten, de rode in de rode en de blauwe in de blauwe en dan was er niets aan het handje. Dit ging lukken.
Uitklappen was een eitje, we schoven er een matras in, twee dekbedden en vooruit, wat kon mij het allemaal ook schelen, de hond mocht er ook bij. Het is vakantie per slot.
Toen ik vanochtend Buienradar checkte, veegde ik net op tijd mijn kinderen uit het zilveren gevaarte. We tilden het matras eruit, de meisjes namen de dekens en de kussens en nu was het een kwestie van twee minuten of mijn lief en ik zouden elkaar een tevreden high five geven en het kleine knoedeltje dat vijf minuten daarvoor nog een tent was geweest op onze intens opgeruimde zolder schuiven.
Na vijf minuten gepiel en geprieg opperde ik om misschien even naar het tasje te kijken waar het in moest. Daar zou misschien wel een tekening inzitten. We moesten eerst op zoek naar een defibrillator toen we zagen hoe klein dat tasje was. Of hoe groot onze tent, het is maar van welke kant je het bekijkt. Ah, ik moest er in, uit de hoek van de tent een touw pakken en dat naar buiten trekken en dan zou het allemaal vanzelf gaan.
Vijf minuten later liep ik met mijn laptop naar de tuin. Er zouden vast filmpjes zijn die alles verduidelijkten. Buienradar was overigens bijzonder accuraat want ja, het was inmiddels begonnen met regenen.
Op de site van Decathlon zag ik een jong meisje dat met twee vingers in het neusje de tent in elkaar draaide. Dat doen ze natuurlijk expres, dacht ik nog. Niet een ervaren, oudere klustijger met een potlood achter het oor, maar een meiske van net 18. Als zij het kan, dan kun jij het zeker. Zoiets.
Maar ze deed het zo snel dat ik me én een ontzettende loser voelde én veertig keer op stop moest drukken om te kijken wat er de afgelopen drie seconden nou weer allemaal gebeurd was, daar bij de firma Decathlon. Lang verhaal een heel klein stukje korter: de tent ligt met een lengte van een meter of twee met een rode band in het midden waar hij ongetwijfeld niet hoort in mijn verder zo gepolijste tuinhuis ontzettend een doorn in het oog te wezen. Ik probeer vandaag een handig vriendje te verleiden het probleem op te lossen. Terwijl ik vloek en tier dat ik toch juist had gezocht naar een tentje dat in twee minuten staat, zegt mijn dochter: ‘Ja, mama, maar dat klopt ook. Uitklappen gaat binnen twee seconden, opruimen is dan weer een heel ander verhaal.’