Een brief van de burgemeester
Dit weekend zag ik een ‘Aan de bewoners van’ op de mat liggen. Niet bepaald de brieven die ik meteen open wil trekken. Wat me ooit een keer duur kwam te staan, toen achteraf bleek dat de waterdruk een week minder zou zijn in mijn straat en mijn geliefde uit pure wanhoop een nieuwe thermostaat installeerde omdat ik mijn haar niet uitgespoeld kreeg. Een gevalletje ‘had ik kunnen weten’. Daarom trok ik ‘m maandagochtend toch maar open, het was een brief van de burgemeester.
‘Dat had u misschien niet verwacht,’ begon ze. Niet echt, nee, ook al was de afzender mijn gemeente. Het onderwerp maakte dat je wist dat de brief geen goed nieuws was, want daar stond: ‘Zorgen over coronabesmettingen’. Mijn buurman had me al verteld dat er binnen een week ineens hon-der-den besmettingen in het dorp waren, maar als de burgemeester brieven gaat schrijven, dan is het andere koek dan die van de buurman, zullen we maar zeggen.
‘Het aantal besmettingen in onze gemeente stijgt enorm. En dat is zorgelijk. Erg zorgelijk. Het is geen twee voor twaalf, maar vér over twaalf,’ aldus mijn burgemeester. Ik dacht een beetje beschaamd terug aan die zaterdag, toen ik met mondkapje aan het neuzen was bij Hema. Ik had wel kaarsen nodig, maar misschien dat ik ook wel een beetje liep te pompiedommen in de winkel om te zien of er nog wat te shoppen viel. Want dat mag nog steeds, toch?
Rutte maakte in principe al best indruk met zijn persconferentie, maar die brief op de mat was stukken fysieker. Tuurlijk hield ik al afstand, niet meer dan drie op bezoek, geen blokjesverjaardagen (die coronavocabulaire groeit met de conferentie), kapje op bij Hema en toch kreeg ik de brief. Deed ik het wel goed? Moest het nog beter? De burgemeester bracht me bijna aan het twijfelen.
Toch vond ik het ook wel sympathiek. Ik heb een burgermoeder die zich zorgen maakt om mensen. Die vraagt of we het allemaal nog een beetje beter dan goed willen doen. Die de moeite neemt om het (vast samen met iemand) op papier te zetten en het me te sturen. Omdat ze graag wil dat we ons straks weer vrij voelen en dichter bij elkaar kunnen zijn. En die op de valreep nog even vraagt of we ook aan de eenzame mensen om de hoek of naast ons willen denken, met een kaartje of een briefje in de bus. ‘Ik reken op u,’ sluit ze af.
Weet je, ik wens iedereen wel zo’n brief en zo’n burgemeester.