May’s Holiday
Onze vakantie houdt me al weken bezig. Of het verstandig is. Of het nou echt moet. Of we niet beter gewoon in Nederland moeten blijven. Die gedachten worden afgewisseld met de ‘wat als?’-vraag. ‘Wat als Italië in lockdown gaat?’ is daarvan de belangrijkste.
Toch willen we. Het weer van vorige week speelt daar in mee. Bovendien zijn we twee werkverslaafden en is een fysiek verwaarloosbare afstand tussen vakantieadres en kantoor niet echt een pre voor een gezonde afkickperiode. Ook wacht ons werk in Italië (workaholics, ik zei het toch) en vrienden, en potdorie, wat verlang ik naar de Mare Adriatico. Dus we gaan. Vrijdag haal ik nog snel een vers ID en paspoort van mijn dochter op bij het gemeentehuis en zaterdag maak ik vast stapeltjes van alles dat mee moet. Ondertussen scan ik angstvallig de corona-nieuwsberichten. Me echt verheugen op de vakantie zoals anders durf ik niet. Het voelt als verliefd zijn op die jongen uit de zesde zonder te weten wat hij van jou vindt. Je houdt het in, uit angst gekwetst en teleurgesteld te worden.
Als het zondag is lijkt het er toch van te komen. Mijn lief checkt ons in en er volgt een bevestiging van KLM. Met informatie. We moeten een formulier printen met het doel van de reis (oké, pressure, zou ‘gewoon vakantie vieren’ gelden als een valide motief?) en tussen neus en lippen door wordt ons gezegd dat alle kinderen ouder van zes jaar een mondkap op moeten. Oké. Ik slik, zucht en neem een hap lucht.
Vliegen is met een meisje met autisme sowieso geen feest. Maar nu komt daar als extra handicap nog een mondkapje bij. ‘Dat gaat ze dus never nooit doen,’ zegt mijn middelste dochter en mijn partner in crime als het om handelen met dit soort kwesties gaat. Gevolgd door een: ‘We moeten een plan bedenken, mam.’
Ik begin de kapjes in beeld te leggen. En we zeggen dat wie een mondkapje draagt, cadeautjes krijgt in het vliegtuig. ‘En pakketjes?’ vraagt mijn meisje. ‘En pakketjes!’ Middelste meisje en ik hadden niet harder kunnen knikken.
We rijden meteen naar de benzinepompo (de ‘tankpompwinkel’, zoals Flo hem noemt) en laten haar twee knuffels uitkiezen. ‘Ik doe mijn mondkap op.’ Ze lijkt het zowaar cool te vinden.
Middelste meisje en ik geven elkaar een knipoog. We zijn zenuwachtig, maar hebben goede hoop.
Nu maar hopen dat we leuke en begripvolle stewardessen aan boord hebben.