Real life: ‘Ik ben doorgereden na een ongeluk omdat ik dronken was’
Maartje (21) woont in Den Haag met drie huisgenoten. Ze studeert nog en was altijd veel in het nachtleven te vinden. Normaal gesproken stapte ze aan het einde van de avond nog op de scooter, maar sinds bijna een jaar doet ze dat niet meer. Haar omgeving vindt haar verstandig geworden, maar ze hebben geen idee hoe dat komt.
‘Ik kan me nu niet meer voorstellen dat ik zo vaak met drank op de scooter pakte. Natuurlijk is dat makkelijk praten achteraf, want ik dacht er niet eens over na. Voor mijn zestiende verjaardag kreeg ik van mijn ouders een scooter en daardoor liet ik mijn fiets staan. Een beetje lui natuurlijk, maar ik vond het vooral ideaal.
Alles veranderde toen ik achttien werd en ik officieel alcohol mocht drinken. Daarvoor was ik eigenlijk best wel braaf: ik nam bijna nooit een wijntje. Pas toen ik mijn middelbareschooldiploma had gehaald en op mezelf ging wonen, ontdekte ik het stappen en het drinken.
Mijn ouders wonen in een klein stadje vlakbij Den Haag, dus de keuze waar ik wilde wonen was best makkelijk gemaakt. Veel vrienden gingen ook in Den Haag op kamers en samen met drie vriendinnen vond ik een mooi, groot huis waar we zo in konden. Niet dat we veel thuis waren, want we stonden al snel vier avonden per week in de kroeg.
Ik reed elke keer weer naar huis met de scooter, hoeveel ik ook gedronken had. Eerst hadden vrienden daar nog wel een mening over en zeiden ze dat ik moest gaan lopen of een taxi pakken want dit was gewoon te gevaarlijk, maar naarmate mijn omgeving er gewend aan raakte dat ik altijd degene was die nog op de scooter stapte, bleef het commentaar ook weg.
Vorig jaar ging het mis. We gingen borrelen bij één van onze favoriete zaakjes aan de andere kant van de stad. Rond half twee ’s nachts reed ik terug. Zoals altijd maakte ik me niet echt druk: ik had deze route al zo vaak gereden. Maar toen kwam er een meisje van rechts aangefietst en ik zag haar niet. Ik heb altijd muziek op en ik lette gewoon niet op, omdat ik ook teveel glazen wijn op had.
Het was te laat om te remmen en we botsten keihard tegen elkaar aan. Ik probeerde zo hard als ik kon te remmen en viel helemaal niet hard, want ik kwam in de bosjes terecht. Het meisje dat ik raakte had minder geluk en lag op de stoep naast het fietspad. Op haar arm en hoofd zag ik heel veel bloed waardoor ik in paniek raakte, en zij raakte van mijn paniek nog meer overstuur.
Ze kon nog gewoon praten, alleen had ze wel veel pijn. Ik vroeg aan haar of ze iemand kon bellen en ben erbij gebleven toen ze haar vriend aan de telefoon had. Daarna ben ik weggereden. Ik schaam me nog steeds kapot, maar ik dacht alleen maar: weg hier. Zo egoïstisch. Ik wist dat ik een behoorlijk probleem zou hebben als de politie erbij zou komen; dan zou ik m’n rijbewijs kwijt zijn.
Ik vraag me nog elke dag af hoe het met dat meisje gaat. Ze was wel bij bewustzijn, maar bij de gedachte aan het bloed… Ik had nooit gedacht dat ik zo laf zou zijn.’
In deze ongewone tijd vroegen we mensen om hun eerlijke verhaal. Om anderen niet te kwetsen is de naam van Maartje aangepast.