De 7 types bij 30 Seconds
Je kan mij serieus wakker maken voor spelletjes, want ik hóu echt van spelletjes. Maakt me niet eens echt uit welke. Zo heb ik laatst De Grote Dalmuti gespeeld en ik zou nog steeds niet weten wat nou het uiteindelijke doel is van het spel maar het was me toch leuk. Maar toch eindigen we negen van de tien keer met de all time favorite: 30 Seconds. Volgens mij is dat nog steeds hét spel dat in de meeste vriendengroepen wordt gespeeld. Begrijpelijk ook, want iedereen wordt hier altijd mega fanatiek van. Nou ja, bíjna iedereen. Aanschouw hier: de types die iedereen wel kent bij 30 Seconds.
1. De ‘ik-weet-het-niet’-speler
De persoon die eigenlijk al niet per se wilde meedoen en die het totaal niet leuk vindt dat het zijn/haar beurt is. Die dan een kaartje pakt en meteen zegt ‘ik ken hier niets van’, ‘ik weet hier echt helemaal geen één van’ terwijl de rest van het team aan het schreeuwen is. ‘ZEG. DAN. IETSSSS.’ De kans is trouwens groot dat ik inderdaad een van die schreeuwende personen ben.
2. De ‘eerst-nadenken-dan-praten’-speler
Net zo erg als numero uno is deze. Die persoon die het kaartje pakt en daarna… Blijft het stil. Overigens wordt er (door mij wel, tenminste) net zo hard bij deze speler geschreeuwd dan bij die hierboven. Íets zeggen is áltijd beter dan niets.
3. De ‘kijk-eens-hoeveel-ik-hiervan-weet’-speler
De persoon die iets moet omschrijven en die dat dan zó gedetailleerd doet dat het juist veel te moeilijk wordt. ‘Ehh, hij begon bij Ajax, ging daarna naar Juventus, won twee keer de Champions League en speelde ook nog bij Manchester United.’ Gáát het effe niet? Zeg gewoon ‘bekendste keeper van Nederland’ en dan roepen we écht wel Edwin van der Sar. Heel vet dat jij zijn hele loopbaan weet. Weet ik niet namelijk en dus zijn we nu af zonder ook maar één punt binnen te slepen.
4. De ‘hoe-kún-je-dit-niet-snappen’-speler
Zo’n persoon die zelf het idee heeft dat het echt heel goed gaat en dat er door hem/haar onwijs goed omschreven wordt. Probleempje: de rest ziet het niet echt zo. En dus ontstaat er ruzie, want het kaartje wordt bij lange na niet volledig geraden en de omschrijver vindt het maar wat belachelijk dat zijn team hem heeft laten stikken. Het was toch zo duidelijk?
5. De ‘ik-moet-omschrijven-dus-ik-ga-staan’-speler
Gaat vaak gepaard met stemverheffing en ja, daar ben ik ook schuldig aan. Dat je zó fanatiek wordt dat je het zittend niet meer houdt. Er moet gestaan worden. Er moet geschreeuwd worden. En de ontlading als je ze dan alle vijf met je team haalt. High-fives overal. Lof dit typetje. Oké, vooral omdat ik het zelf ben natuurlijk: mensen kunnen zich nog wel eens ergeren aan deze persoon.
6. De ‘I’m-just-here-for-the-drinks’-speler
Die wordt uiteindelijk gewoon zo lam dat het een combinatie kan zijn van alle spelers door elkaar. En die kan ook verschillen per uur, kwartier, minuut. Van nul interesse tonen tot aan staand schreeuwen dat je het antwoord weet.
7. De ‘ik-haal-alles-door-elkaar’-speler
Die ene die Leonardo DiCaprio omschrijft als Brad Pitt. Die roept dat Madrid de hoofdstad is van Portugal. Dat het niet de Titanic het schip was dat zonk, maar Apollo 13. Gevalletje klokken horen luiden maar niet weten waar de klepel hangt. En dan áltijd, zonder uitzondering, achteraf reageren met ‘Ooooh ja…’ Aarrgh.
Nog een speciale shout-out naar mijn broer, mede-30 Seconds-verslaafde, die steevast ‘Dennis Bergkamp!’ uitroept wanneer hij het niet weet, en excuses voor mijn agressie die keren dat het ook nog eens Dennis Bergkamp bleek te zijn en je niet bij mij in het team zat. I got carried away.