Van die ouderen over de jongeren van tegenwoordig
Mijn guilty pleasure is gesprekken afluisteren. Niet die van het soort dat ik niet mag horen, maar van die voorbij zwevende frases uit een gesprek op het terras of iets waar je buren het over hebben als zij ook in de tuin zitten. Noem me de luisterende versie van een gluurder, het doet alleen net wat minder eng aan. Tenminste, die indruk heb ik als afluisteraar zelf.
Deze week was ik lekker aan het werk onder een parasol ergens in Amsterdam. Schaal vers fruit op tafel, kop thee en uitzicht over het water. Ondertussen kreeg ik aan de tafel naast mij de complete ontslagstrategie van een werknemer mee. Kijk, dat is de echte juicy stuff, ook al is het natuurlijk ronduit ruk voor de persoon in kwestie. Wat gingen ze zeggen, hoe zou het minder pijn doen, wat waren de redenen, alles passeerde. Een gesprek afluisteren is altijd minder pijnlijk als het niet over jou gaat of als je je niet aangesproken voelt. Maar iets later hoorde ik in mijn tuin de gepensioneerde buurman van twee huizen verderop tekeergaan, over hoe afgestompt wij jongere millennial-mensen zijn en dat we níks kunnen hebben. Ik vind er iets van dat jij iets van ons vindt, beste buurman die ik eigenlijk niet af had mogen luisteren.
Het ging van ‘ze zitten altijd maar met van die doppen in de oren en horen niks’ naar ‘je kan ze ook nergens meer op aanspreken’ en natuurlijk ook ‘ze betalen van die absurde prijzen voor huizen’ in ongeveer twintig seconden. Het is misschien allemaal wel waar, dat geef ik meteen toe, maar de generatie van mijn buurman is zelf ook niet vrij van gebreken. Dat leek mij dus een goed vertrekpunt om het daar eens over te hebben.
De generatie van mijn buurman is vaak een beetje zuur. Alsof ze net iets te vaak aan de azijn ruiken. Neem nou dat voorbeeld van het kopen van een huis. Van de pot gerukt vond hij ons. Maar beste buurman, er is gewoonweg geen huis meer te krijgen voor dat zachte prijsje waar jij ooit een voor kocht. Nog zo’n geluid is dat wij als generatie een vereiste hebben dat ons werk leuk is en we bang zijn om hard te werken. Beste buurman, ik ben helemaal niet bang om tot in de late uurtjes te zwoegen, maar ik vertik het om werk te doen tot ergens rond jouw leeftijd waar ik gefrustreerd van raak. Vervolgens had hij nog wat aan te merken op het onkruid in onze voortuin, wat ik nog niet had gewied (raar woord eigenlijk, wieden), juist omdát ik aan het werk was. Maar daar had mijn beste buurman vast niet aan gedacht, omdat hij denkt dat onze generatie niet hard werkt.
En nu? Nu grom ik net zo nors naar mijn buurman als hij al naar mij deed. Eigen schuld, dikke bult. Moet ik maar eens stoppen met afluisteren.