Waarom het huwelijksaanzoek eigenlijk volledig achterhaald is
Met het gevaar dat ik nooit meer ten huwelijk gevraagd word schrijf ik dit stuk. Want ik wil het toch even over het aanzoek hebben. Het traditioneel ‘zij of hij gaat op zijn knieën, haalt een klein doosje met iets dat glinstert uit de binnenzak en jij die hoge gilletjes slaakt en ‘ja, ja, ja natuurlijk’ roept en daarna alle vrienden, vriendinnen en natuurlijik vader of moeder gaat bellen’. De levenstaak is volbracht: trouwen.
Natuurlijk is het schattig en lief en romantisch, maar echt geëmancipeerd is het niet. Zelfs een van mijn meest vrijgevochten vriendinnen denkt in een heftige ruzie met haar vriend: maak het niet te bont, straks wil hij je ten huwelijk vragen en verpest je het. En dat is natuurlijk van de zotte. Dat wij een beetje beminnelijk zitten wachten tot het hem behaagt om die ene vraag te stellen.
We zijn iets, maar blijkbaar ook niet heel veel verwijderd van de Bridgerton-tijd waarin meisjes van adel hun beste borstjes vooruitstaken in de hoop in de smaak te vallen bij willekeurig welke man in de hoop dat hij met jou zou willen trouwen.
Ik geloof dat ik (al mag mijn lief me altijd een mooie ring geven, wat hij ook vaak gedaan heeft trouwens) ook heus mag vragen of ik me met hem ‘in de echt wil verbinden’, al houd ik ook wel van het gelijk-oversteken-principe. Samen mooi eten, het glas heffen en ‘zullen we dan maar trouwen’ zeggen. Net zoals je ooit samen besloot om te proberen kinderen te krijgen.
Wat ik ook leuk vind, is het allebei vragen. Zo deed Wendy van Dijk (toch behoorlijk beschadigd door de hele Xander-situatie die twee dagen voor hun huwelijk nog steeds aan vergelijkend warenonderzoek deed) een je-mag-me-een-aanzoek-doen-aanzoek met rozenblaadjes en lieve dingen en alles erop en eraan. Dat was het startsein voor Erland om uit te pakken voor haar. Dat vind ik zelfstandig en geëmancipeerd. Heus romantisch en traditioneel, maar die passieve, afwachtende rol, die hebben we hoop ik toch wel achter ons gelaten.