Wat als ik straks ineens asociaal ben?
Soms ruik ik die volle bar, waarin je opeengepakt staat en net even wat bier over jezelf morst. Zo erg kan ik het missen. Maar tegelijk schrik ik van foto’s van vroeger, waar ik huggend met mensen die ik net heb ontmoet op sta. Ik ben denk ik niet meer zo bedreven in vluchtig contact. Hoe moet dat nou straks, als ik weer naar buiten mag?
Dit weekend las ik een stuk in de Volkskrant, de schrijver van het artikel vroeg zich af of we nog wel normaal sociaal gedrag kunnen vertonen. Ze omschreef een pre-coroniaanse setting, waarbij ze ineens tussen allemaal vreemde mensen zat en niks meer wist te zeggen. Ik herken dit.
Before corona was ik redelijk bedreven in kletspraat. Gewoon tegen een wildvreemde uit mijn nek zwetsen en in een gezellig gesprek terecht komen. Ik bevond me vorige week in precies zo’n situatie en het lukte me niet. Halverwege het niet zo interessante gesprek dwaalde ik af. Het was bijna onmogelijk om nog te doen alsof ik luisterde. Waar ik normaal best een poos kan keuvelen over niet zulke diepe zielenroerselen vind ik het nu zinloos om het over iets anders te hebben dan de kwestie in Palestina of zelfontwikkeling. Het ging zelfs zo ver dat ik ’s nachts nog droomde van het niet zo interessante gesprek. Het bleef dus blijkbaar wel hangen, zo geschrokken was ik.
Wat me ook gebeurt: ik ben echt bekaf na een avondje bijkletsen. Het tuuttert en tuttert nog uren na in mijn hoofd en daarna heb ik minimaal één contactloos dagdeel nodig om bij te komen. Ik lijk wel vroeg-bejaard, wat me zorgen baart. We durven straks misschien wel niks meer, als ik het stuk in de Volkskrant dit weekend moet geloven. Dat heeft alles te maken met sociale deprivatie, wat simpelweg het ontzeggen van sociale contacten en interacties betekent. Vroeger kon isolatie dodelijk zijn en dus proberen we dat nog steeds zoveel mogelijk te voorkomen. Het geinige en knappe aan ons brein is dat we ons aanpassen, waardoor het dus logisch is dat ik weer even aan prietpraat moet wennen.
Het mooie aan onze natuur is dat het ook vice versa werkt. Als de interactie straks toeneemt, dan moet mijn sociaal defecte brein ook weer functioneren. Al lijkt het me toch aanlokkelijk om de gesprekken die er niet toe doen over te slaan. Je houdt zoveel meer tijd over voor dingen die wél leuk zijn.