De 7 meest gemaakte taalfouten
Dit doe je vast verkeerd
Ik heb een jaar Nederlands gestudeerd voordat ik verder ging met Film- en televisiewetenschap, dus je zou zeggen dat mijn kennis van het Nederlands redelijk op orde is. Zo weet ik dat je achtuurjournaal aan elkaar moet schrijven en, heel irritant, ik weet het, floept er altijd een correctie uit als ik iemand ‘hun zeiden’ of ‘groter als’ hoor zeggen. Maar ook ik ben altijd blij dat we eindredacteur Maartje hebben die weet of het dit keer ‘te veel’ is of dat ik ‘teveel’ moet gebruiken. Kortom, niemand is perfect en ik al helemaal niet. De meest gemaakte fouten op een rij opdat we er misschien iets van leren.
1. Zo en zo in plaats van sowieso
Het is dus sowieso, maar dit woord kent vele vormen waarvan de meest geschreven variant ‘zo en zo’ is.
2. Gehad in plaats van gekregen
Als je iets hebt gehad is het niet meer bij je dus je hebt het gekregen. Daarbij vind ik bijvoorbeeld de zin ‘hij heeft een hersenbloeding gekregen’ altijd weer wat ongemakkelijk. Alsof het een cadeautje betreft. Dan geef ik de voorkeur aan: hem is een hersenbloeding overkomen.
3. Ik besef me
Nee, het is ‘ik realiseer me’ of ‘ik besef’. Niet door elkaar husselen, die twee. Maar goed, ik zeg ook ‘overnieuw’ en ‘uitprinten’. Uiteindelijk is taal descriptief dus als we dingen maar lang genoeg verkeerd blijven zeggen wordt het uiteindelijk de nieuwe norm.
4. Teveel en te veel dus
Ik heb het voor mezelf ook maar weer eens even opgezocht. Te veel is dat iets te veel was. Je hebt gisteren te veel gesport. Teveel aan elkaar is ‘een teveel’ en vergelijkbaar met ‘een overschot’. Bijvoorbeeld: er is een teveel aan bladeren in de achtertuin. In het geval van ‘teveel’ zet je er idealiter het lidwoord ‘een’ voor.
5. Groter als in plaats van dan
Als twee dingen gelijk zijn gebruik je ‘als’. Joep is even oud als Merel. Is het in de overtreffende trap, dan gebruik je ‘dan’. Joep is rijker dan Merel.
6. Hun zeiden in plaats van zij zeiden
‘Hun’ is geen zelfstandig naamwoord, ‘hun’ is een bezittelijk voornaamwoord (hun fiets). Dan heb je nog ‘hen’ en dat is een persoonlijk voornaamwoord. Ik geef het aan hen.
7. Vertellen tegen
Je vertelt iets aan iemand en zegt het tegen.
Dan ter afsluiting nog een leuke anekdote uit eigen doos. Mijn neefje Karel vertelde me ooit dat hij een rad van K’NEX had gemaakt. Het was zo hoog, ‘nog groter als mij, tante May-Britt.’ De juf in mij moest corrigeren. ‘Dan ik, Karel, dan ik.’ Hij keek me aan vanuit zijn zitverhoger in de bijrijdersstoel en zei: ‘Nee, zo groot als jij is hij nou ook weer niet, hoor.’
Beeld: Lidian van Megen