Waarom je juist vooral niet te hard moet werken
Elk werkbare uurtje in mijn dag timmerde ik dicht. Ik stond om zes uur op, mediteerde, sportte om half zeven en rond half acht klapte ik de laptop open. Ik wilde zoveel mogelijk werk in een dag stoppen, tot het ineens niet meer lukte. Logisch, zeggen experts, want hoe harder je werkt, hoe minder succes.
‘Doe niet meer dan waar je morgen van kan herstellen’, is te lezen in het AD. Het is een advies van Greg McKeown die het boek Moeiteloos schreef. Hij pleit voor een ritme dat je goed vol kunt houden. En werk of sport dan vooral ook niet meer of minder dan dat.
Het gaat bijna tegen onze natuur in. Als je een beetje puf over hebt, dan doe je die extra klus op het werk of de honderd extra squats in de sportschool toch ook nog even? Als je energie hebt, dan moeten we dat verbruiken. Het lijkt de gouden formule tot succes, maar tóch blijkt dit niet zo te zijn. Gedragspsycholoog en auteur Chantal van der Leest haalt daar wat interessante voorbeelden bij die deze denkwijze tegenspreken.
Het opmerkelijke is dat één van de belangrijkste voorbeelden uit het jaar 1911 stamt. Je zou denken dat we in de tussentijd wel iets bijgeleerd hebben, maar dat valt tegen. Op een expeditie trokken twee groepen richting de Zuidpool. De ene groep liep elke dag hetzelfde aantal steady kilometers, de andere pakten er zoveel ze konden. Die laatste groep kwam 34 (!) dagen later aan op de bestemming, omdat ze tussendoor veel langer moesten herstellen. En ze haalden de terugweg ook nooit meer, terwijl die eerste groep gedoseerd de heen- en terugweg aflegde.
Het is simpel: hoe harder je werkt, hoe meer tijd je nodig hebt om te herstellen. Maar als je elke dag het werk doet dat altijd lukt, dan houd je dat makkelijk vol. En ineens kijk ik anders naar mijn remote werken in Griekenland. Ik had een krankzinnig schema voor mezelf, zodat ik ’s middags maar op pad kon om al het Griekse te ontdekken. Elke minuut en elk uur was gepland. Met een goed doel, want het zorgde ervoor dat ik ’s middags langs de kust wandelde en op roadtrip ging.
In de sportschool had ik hetzelfde. Ik bokste, ik deed personal training en het liefst rende ik op mijn vrije zaterdag nog een rondje. Hier ging ik zó ver in, dat ik uiteindelijk mijn rug blesseerde. Het duurde (soms zelfs nog steeds) eindeloos voor ik weer een sportritme te pakken kreeg dat (jaja) wél elke week haalbaar was.
De strategie tot succes is dus niet elk werkbare uur (en meer) van je week opvullen met nóg een klus of nóg een meeting, maar juist gedoseerd elke dag indelen en je daar ook aan houden. Op langere termijn kom je eerder op je bestemming dan iemand die nooit stopt met werken. Want de uitputting neemt je op termijn gewoon te grazen en die hersteltijd neemt veel en veel meer tijd in beslag.