Waarom Max Verstappen een topatleet is
Ik heb voor zover ik weet geen jeugdtrauma’s, maar het feit dat er altijd maar schampertjes werd gedaan over mijn paardensport, daar kan ik me nog steeds wel eens boos om maken. Ga zelf eens een uur op een paard zitten en rijd er echt mee. Een dressuurlesje of een springparcours. Als het je lukt om zonder zweetdruppels af te stappen en de volgende dag sierpijnloos door te komen, trakteer ik op champagne.
Max Verstappen heeft hier ongetwijfeld de miljoenvoudige versie van (net als zijn salaris versus het mijne, dus heel veel nachten zal hij er niet wakker van liggen), want veel mensen vinden autosport geen echte sport. Je zit en beweegt niet en de auto doet het werk, dat is de gedachte. Net als bij dat paardrijdens dus (Max, ik weet dat het je niet echt uit zal maken, maar I feel you enorm). Want wist je dat zelfs de jongens die tijdens de pitstop de bandenwissel verzorgen een eigen personal trainer hebben? Wat denk je, dat ze de uitvoerende niet zo kritisch bekijken in een business waar details tellen (om een auto een seconde sneller te laten rijden investeert een team zomaar 50 miljoen)? Natuurlijk niet. Alleen de besten mogen in de buurt van de bolides komen. Ik som het allemaal maar even op.
1. Anderhalf tot twee uur in volledige concentratie kunnen blijven (een onoplettend moment kan je dood betekenen).
2. G-krachten tot de vijfde macht (dus vijf keer je eigen lichaamsgewicht). Een F1-coureur heeft vaak de druk van 25 kilo in zijn nek. Dat is vier keer het gewicht van zijn hoofd en helm. Je moet echt een stierennek hebben om dat te kunnen dragen. Sommige coureurs trainen met gewichten in hun helm.
3. Coureurs verliezen tot drie liter vocht tijdens een race. Omdat het soms wel 50 graden Celcius is in de auto en de coureurs door de pakken en de helm geen warmte kunnen afstoten met hun lichaam verliezen ze intens veel vocht.
4. Hartslag tot 180, bloeddruk 50 procent meer dan normaal
5. Ongekende hand-oogcoördinatie, op zoveel verschillende borden tegelijk schaken. En strategisch bezig zijn (wat doen de anderen, wanneer pits, zijn mijn banden nog goed, mag mijn DRS uit?) en ondertussen het circuit kennen, de bochten goed nemen, de G-krachten aankunnen. Als er iemand nog twijfelt aan het stempel topsport, dan mag diegene eens een rondje gaan karten. Als je bont en blauw uitstapt en de volgende dag je shirt niet aan kan trekken vanwege de spierpijn, hoop ik dat je nog eens aan Max en Lewis denkt.