Mays roadtrip
Ik sta op de boot die ons de Straat van Messina helpt oversteken. Op elke baan staat een druk zwaaiend mannetje dat je naar de juiste plek stuurt. Al staat er een auto voor, achter en naast je, de meneer blijft druk met zijn handen wapperen. Opschieten, de boot vertrekt. De meisjes zijn een beetje bang en willen liever in de auto blijven, maar de hitte drijft ons eruit, naar het bovendek en de frisse lucht. De geur van het schip, de verbrande benzinelucht in de machinekamer, het groengeverfde staal van de hallway, het brengt me terug naar vroeger toen ik als kapiteinsdochter met mijn ouders zo’n beetje op een schip woonde. De Straat van Messina zullen we vast ook bezocht hebben, maar dan voeren wij er vast doorheen terwijl we ons neusje ophaalden voor dit oversteekje van dertig minuten.
Het is nog best een tocht van de boot naar Taormina, ik vergeet steeds hoe groot Italië is. Na een stevig uur draaien we omhoog de rotsen van Taormina op. Hoogtevrees is geen pré als je hier naartoe rijdt. Angst voor betonrot en twijfel over de kwaliteit van Italiaanse wegen ook niet. De weg kronkelt omhoog over betonnen palen van pak ‘m beet vijftig meter hoog. Ik besluit maar naar de zee te kijken en mantra de woorden van mijn opa: ‘een mens lijdt het meest van het lijden dat men vreest’.
Ineens zie ik de letters van Hotel Excelsior, zou dat het echt zijn? Heus. Het eerste hotel dat grenst aan het plaatsje is ours to have. We zijn welkom, de auto wordt weggereden en de kamers worden getoond. Bel en Iggy slapen best ver om de hoek, maar dat kunnen ze. Flo ligt bij ons. Moe van de reis en overweldigd door alle indrukken vraagt ze om haar pyjama en kruipt ze in bed. Ik ga naast haar liggen met opengeklapte laptop. Of ik het echt niet erg vind, vragen mijn drie geliefden terwijl ze hun hoofden om de deur steken. Echt, echt niet, knik ik. Tijd voor een stevig potje unsubscriben van nieuwsbrieven die mijn mailbox dagelijks vullen en een beetje mijn stramme spieren oprekken na die autoritten van de afgelopen dagen.
Als het drietal terugkeert, kan ik nog een uurtje shoppen met de meisjes en blijft Ewart bij Flo. ‘Mama, ik denk dat Taormina Barcelona van de eerste plek van lievelingssteden heeft gestoten!’ Middelste meisje dartelt opgewonden om me heen. Ze laten me alles zien, er is zelfs een Dior-boetiek.
Taormina is inderdaad een droom. Waar je kijkt zie je een glas worden ingeschonken, een menukaart worden uitgedeeld of iemand met een tasje tevreden een winkel uitlopen. Straatjes, trappetjes, mooi gedekte tafels; er is niet één dissonant. Zelfs de toeristische winkeltjes zijn enig en ademen Dolce & Gabbana-eske sferen. Ik sla meteen toe met oorbellen en heerlijk badzout van Ortigia, een beeldschoon merk dat verwijst naar Ortigia, het schiereilandje binnen Syracuse. En laat dat nou toevallig de eindbestemming van onze reis zijn.
Maar eerst nog Porto Palo, de culinaire bedevaart van deze trip. Want wie bij Da Vittorio gegeten heeft zal een gelukkiger mens zijn, zo wordt gezegd.