Denk jij soms ook wel eens dat je helemaal níks kan?
Ik stond middenin de kamer hardop in het niets te ratelen en ineens bleef mijn adem steken in mijn keel. Ik kreeg enórme klotsoksels, het zweet verzamelde zich in mijn handpalmen en mijn hartslag deed er nog even een tikkie bij. Door mijn hoofd zoemde maar één zin: maar ik kan dit toch helemaal niet? Best onhandig als je de volgende dag geboekt bent om een training te geven. Het was trouwens niet de eerste keer, dit gevoel overvalt me wel vaker als ik iets nieuws moet doen.
Ik had het bij mijn eerste grote-mensen-sollicitatiegesprek. Ik had het bij het schrijven van mijn eerste stukje voor Amayzine, het overviel me bij die ene reisrubriek voor een mooi blad en ik had het dus ook een dag voor het geven van mijn eerste grote training. De mindfuck van deze hele kwestie is dat ik het natuurlijk wél kan, maar dat mijn hoofd soms even besluit om te doen alsof het niet zo is. Helemaal niet grappig natuurlijk, wat dat betreft heeft mijn hoofd een beroerd gevoel voor humor. Het is dan ook een opluchting dat dit gedoetje een naam heeft, het imposter syndrome.
Het imposter syndrome is vrij vertaald het bedriegerssyndroom. Als je hoofd deze kloterige geintjes niet met je uithaalt, dan krijg je juist zelfvertrouwen door het binnenhalen van een nieuwe baan of te gekke carrièrekans. Want hé, ze vragen jou toch niet voor niks? Bij mensen die medium light een tikje van het imposter syndrome over zich hebben werkt dit andersom. Je vraagt je af wanneer je door de mand valt en mensen inzien dat je geen idéé hebt wat je aan het doen bent.
Wat ik doe als dit gevoel me ineens te grazen neemt? Ik zorg ervoor dat ik me als een waanzinnige verdiep in wat me te doen staat. Mijn voorbereiding neemt absurde vormen aan. Dit is niet de oplossing, benadrukt Ben Tiggelaar in het NRC, want dit zorgt alleen maar voor onnodige stress. Waar ik me wel een beetje in herken. Ik kán het per slot van rekening al, het imposter syndrome zit namelijk echt alleen tussen je oren, dus waarom mezelf onnodig nog drukker maken?
De oplossing is een uitgeklede versie van cognitieve gedragstherapie, legt Tiggelaar uit. Het is vrij simpel. Onderzoek je eigen gedachten en probeer die aan te passen. Vraag jezelf af waar die negatieve gedachten je brengen en voor welke (positieve!) gedachten je ze kunt vervangen. De volgende keer dat je dus ineens onterecht denkt dat je iets niet kan, dan weet je wat je te doen staat. Even rustig diep ademen en dat verrukte gevoel in je hoofd toespreken.
Ik sta zelf soms wel eens ergens heel hard in mezelf te grinniken. Want stel je voor dat iemand nu zou ontdekken dat ik er níks van snap? Gelukkig heb ik inmiddels een techniek onder de knie die daar bijzonder goed bij helpt. En vooralsnog beweren mensen met wie ik werk nog steeds dat ik alles redelijk snap en geen klinkklare onzin uitkraam. Ook weer een meevallertje.
Bron: NRC