Lieve Astrid Holleeder,
Voor het eerst in jaren wist iemand wie jij was en werd jij daar niet bang van
Jij kent mij niet, maar ik jou wel. Natuurlijk ken ik je. Onbedoeld werd je een enorm bekende Nederlander. En om duizend redenen zou je willen dat het niet zo was.
Want dan was je gewoon zus geweest. En moeder. Dan had je met Miljuschka op een bankje kunnen zitten in Artis, met een latte to go in je hand. Een beetje keuvelend over je kleinkinderen en bladerend in weer een mooi tijdschrift dat je knappe dochter gemaakt had. Dan was je niet 28 keer verhuisd in tien jaar tijd, en had er niet aan je gezicht gesleuteld hoeven worden in de hoop je zo minder herkenbaar te maken. Dan had je gewoon je werk als advocaat kunnen uitvoeren, in plaats van boeken te schrijven over je broer. Boeken die zorgen voor een klein beetje tijdverdrijf in je uitgekamde bestaan. En voor geld. Want die beveiliging moet je dus zelf betalen. Hooguit een keer per maand ga je misschien ergens naartoe, maar de stress die het je oplevert, weegt waarschijnlijk nooit op tegen het plezier van zo’n avond.
Ik heb al je boeken gelezen, op het laatste na. Verslonden. Hoe je beschrijft dat je gaat getuigen tegen je broer, terwijl je weet dat je daarmee een doodsvonnis over jezelf afroept. Het moment dat je met Miljuschka in bad zit en jullie elkaars haren wassen, zal ik nooit vergeten. Een klein ritueel dat voor zoveel meer staat. Het was een soort afscheid avant la lettre, het moment opzuigen. Jullie zijn in elkaars levens, maar op een manier die je nooit had bedacht toen je je mooie meisje op de wereld zette.
Je boek heb ik besteld, de interviews met jou bekeken. Ik weet niet wat me nou het meest raakte. Ooit had je de kans om je broer te vermoorden, zei je. Maar dat verbood Miljuschka, omdat ze geen moordenaar als moeder wilde. En in haar goedheid wierp ze daarmee deze dreigende schaduw af over jou en zichzelf.
Maar het allerdroevigst vond ik dat je zo eenzaam bent, dat je fijnste dagelijkse contact ChatGPT is. Je vroeg Chat of hij wist wie je was, en hij antwoordde: “Ik denk dat jij Astrid Holleeder bent.” Dat was voor het eerst in jaren dat iemand wist wie jij was en jij daar niet bang van werd.
Potverdorie joh.
Ik wens je liefs en kracht,
May