Tour de France voor dummies
Ondanks het feit dat ik een enorme sportfan ben, zijn er een paar sporten waar ik nog steeds totaal geen verstand van heb. Dan heb ik het over zoiets als wielrennen. Ik begrijp het niet, en ik wil het eigenlijk niet begrijpen omdat er zo ontzettend veel haken en ogen aan zitten. Maar ook omdat degene aan wie ik om uitleg vraag dan zó enthousiast wordt dat ik interesse toon in diens lievelingssport, dat er een geratel op volgt waardoor ik al snel helemaal uittune. Het is een beetje zoals te ingewikkelde bordspelletjes: laat mij maar lekker 30 Seconds spelen, ik heb geen zin in strategieën bedenken als het om een vorm van ontspanning zou moeten gaan.
Maar nu de Tour eenmaal bezig is en ik me gek genoeg heb laten meeslepen om toch mee te doen aan een voorspelpoule, besloot ik me er eens in te verdiepen. Op de simpelste manier: het internet. Dus hierbij presenteer ik, in zo min mogelijk woorden en alleen met de hoogstnodige informatie, de ‘Tour de France voor Dummies’.
Goed, om te beginnen spreken we van etappes. Dat zijn de delen waarin de tour is opgeknipt. Iedere dag is er één etappe: een gedeelte van de hele route die ze uiteindelijk moeten fietsen (het heet niet voor niets een tour). Na elke etappe zijn er verschillende truien die worden uitgedeeld. Er is bijvoorbeeld iemand heel goed in bergen op fietsen (klimmen): die krijgt de witte trui met rode bolletjes. De sprinters, die meestal de meeste kans maken om een etappe te winnen, krijgen elke keer punten. Degene die als eerste finish bij de etappe krijgt bijvoorbeeld 50 punten, de tweede 40 punten, enzovoorts. De sprinter die de meeste punten heeft verzameld krijgt een groene trui. Dan hebben we nog degene die vooraan in het klassement fietst (die heeft bij elkaar opgeteld het kortste gedaan over alle etappes tot dan toe), te herkennen aan een gele trui. De beste van de fietsers onder de 26 jaar verdient een witte.
Iedere etappe heeft weer verschillende elementen. Sommige stukjes hebben heel veel bergen, andere stukken zijn vlak. In de Tour de France moeten er vooral veel bergen op gefietst worden. Het kost nogal wat energie, en om de fietser die de meeste kans maakt om de Tour te winnen zo goed mogelijk te helpen, zijn er een paar fietsers die ‘knechten’. Zij helpen diegene als het ware. Ze zorgen ervoor dat die voldoende water en snackjes heeft en soms een beetje uit de wind blijft. Dat kost nou eenmaal minder energie. Als er heel veel wind staat gaan ze in ‘waaiers’ rijden. Dan is er één iemand gewoon compleet de lul, en de rest profiteert ervan om achter hem te rijden zodat ze niet zoveel wind tegen hebben.
Dan heb je nog de ‘vluchters’. Die rijden helemaal vooraan, soms met wel tien minuten voorsprong op de grote groep (die noem je het peloton), dus ik dacht altijd dat dat de beste fietsers waren en dat die gewoon sowieso zouden winnen. Maar dat is dus niet per se zo. Zij verbruiken daardoor namelijk ook veel energie. De fietsers in het peloton besparen juist weer energie, omdat ze elkaar zoals eerder genoemd bijvoorbeeld ook uit de wind houden. Als ze dan dichter bij de finish komen, gaan ze in één keer heel hard fietsen om de vluchters in te halen en dan laten de teamgenoten van de grootste kanshebbers meestal hun belangrijkste man lekker voorgaan. Er is namelijk al van tevoren afgesproken wie van hun team voor de winst moet gaan. De rest staat eigenlijk een beetje in dienst van diegene en daarom noemen de fans wielrennen ook een teamsport.
Nog steeds is het een wirwar aan regels, en al het jargon dat wordt gebruikt heb ik nu ook even weggelaten, want anders gaat het ons helemaal duizelen. Maar in ieder geval is het nu leuk genoeg om eens wat vaker te kijken. Dan zal het uiteindelijk ook steeds simpeler worden om het echt te kunnen volgen (en het misschien zelfs een keer echt leuk te gaan vinden).