“Ik durf niet meer te zeggen dat ik alles eet”
De ober stond wat aan zijn dichtgeknoopte boord te trekken, warm kreeg ‘ie het ervan. In zijn linkerhand een lange lijst, met rechts een pen in de aanslag. Of we even op wilden letten voor dé grote check. “Ik heb één keer glutenvrij, een allergie voor schaal en schelp, nog een gluten maar dan arm, drie vegan, twee keer vegetarisch, vijf keer liever-geen-vlees en een lactose-intolerante.” Ik proestte mijn slok Chardonnay bijna bovenop mijn amuse die, denk ik zo, vrij van alles was.
Als ik me stiekem van de stoel onder tafel had kunnen laten glijden, dan had ik het gedaan. Schuif je aan bij een sterrenchef, sla je ‘m meteen in de boeien, arm cheffie. Maar dat was toen, en nu, nu durf ik soms bijna niet te zeggen dat ik alles eet, geen allergieën bevat en vrij ben van intolerantie voor iets. Je moet weten dat Amsterdam het bolwerk is van het vegan imperium. Nérgens is de verhouding vegan restaurants versus inwoners zó gunstig als hier. Van een menukaart zonder gekriebelde slablaadjes achter je opties raken we in de war. Burgers eet je bij een geclassificeerde burgertent, uit voorzorg, want stel je voor dat je ineens de confrontatie aanmoet met 180 gram van iets-dat-ooit-loeide op je bord. En we spenderen honderden euro’s op jaarbasis om ervoor te zorgen dat onze noten nooit in aanraking zijn geweest met iets wat dierlijk zou. kunnen. zijn. En ik? Ik eet vlees, eieren en koop noten zonder het land van herkomst te kennen. Ik moet me schamen. Denk ik. Toch?!
Eigenlijk mag je zeggen dat ik een uitstervend diersoort ben, in deze vegan-vegetarische-jungle. Zeldzaam zelfs. Ik voorzie een opmars van hotspots waar je vrijelijk alles mag verorberen. Waar je niet rondkijkt voor je iets wat met vlees te maken heeft naar binnen lepelt. Waar ze gluten, lactose, dierlijk, maar gewoon alles (stél je voor) op één bord schikken. Waar de chef stoned van blijheid achter de pannen staat. Waar gastheren en gastvrouwen zónder kladblok door de zaak zwieren.
P.S.: Ik probeer het trouwens heus. Zo zei ik pas tegen mijn vriend dat ik gelukkig was met mijn bestaan als flexitariër. Zijn respons? Of ik alsjeblieft rapido normaal wilde doen vroeg hij, omdat wij gewoon van die types zijn die een burger op z’n tijd waarderen, net als een stukje zalm en ook weleens alleen aan de groenten gaan. Niks mis mee, heeft geen naam nodig. Gelijk heeft ‘ie.