Waarom verhuizen uit Amsterdam net als liefdesverdriet voelt
Kijk, als je een relatie uitmaakt, dan doe je dat omdat je diegene zat bent. Je voelt er niet veel meer bij. De liefde is over. Maar ik móet het uitmaken terwijl ik nog heel, heel verliefd ben.
Als ik op mijn roestige barrel (want die wordt niet gejat) rustig aan tuf over de grachten en elk straatje links en rechts uit mijn hoofd ken en op elke hoek weleens heb gekust, gedronken, gelachen, gekaterd of gehuild, grijpt het me naar de keel. Straks is Amsterdam niet meer van mij. Ik moet verhuizen. Ik krijg over een maand of zeven twee kinderen. Dat past niet in ons huis in de Pijp. Hoe graag ik het ook wil, het is absoluut geen optie. En groter kopen in de stad is niet te vinden en niet te betalen. Dus we vertrekken, baby’s nog in de buik, met gierende banden nog wel, zodat afscheid nemen amper kan.
Ik kan er geen jaar aan wennen. Ik kan geen jaren nog door straatjes fietsen en denken: ‘Straks kom ik hier met de trám, als dagjesmens.’ Ik haat dagjesmensen in míjn stad. Mijn stad, waar ik nog zo smoor op ben. Op elke vieze coffeeshop, op elke duistere kroeg die bijvoorbeeld ‘Café Tjonge Jonge’ heet, op elke koffietent die hip is voorzien van planten en hout. Op mokkende Amsterdammers met Nikies aan de voeten, de gekkigheid op straat, de corpsballen, de hipsters, de festivallers, de studenten, de bakfietsen vol kids, de yuppen-moeders, de ontelbare restaurantjes en dan toch maar die drie waar ik altijd heen ga, de vaste stamkroeg om de hoek, de oude stamkroeg uit mijn vrijgezellenjaren, het geliefde Sarphatipark en dan vooral… De hele Pijp. Ik maakte vroeger altijd grappen, dat Amsterdam toch eigenlijk alleen de Pijp is. En vooruit, een stuk Jordaan, daar ligt het hart van de stad. Maar het gebeurt allemaal in de Pijp, vind ik dan, omdat ik daar al zeker 11 jaar woon.
Er is niets moeilijker dan het uit moeten maken terwijl je nog heel gek bent op iemand. Terwijl je nog gelukkig wordt van iemand. Het wordt een ander leven buiten de Ring en dat is nu nog niet voor te stellen. Ik vind buiten de Ring altijd truttig, saai, stom. Nu word ik dat zelf. Dat is eng. Dat is moeilijk. Dat zorgt voor liefdesverdriet. Sorry, Amsterdam, ik bedoel het écht niet zo. En het ligt zeker aan mij, niet aan jou.