Als je kinderen voor het eerst naar de crèche gaan
Mijn baby’s zijn naar Bali. Zonder mij. Ja, echt. Elke maandag en elke donderdag.
Bali: zo heet de babygroep bij de crèche. Het is zover, het is gebeurd, na een half jaar: Bodi en Daaf gaan naar de crèche en ik ga weer volop aan het werk. Het verlof zit erop en dat voelt ergens heel gek, maar ook heel goed.
Herkenbaar als moeder? Je zit al die weken heerlijk in je bubbel thuis en alles draait om rompers in maat 62 of maat 68, speentjes met giraffes of vosjes erop en ’s avonds pastinaak of bloemkool pureren. Heerlijk. Soms denk je: was er niet nog een wereld buiten dit huis? En dan knuffel je met je kleine baby en is die gedachte vlug weer weggeëbd. Maar nu gaan de mannen de wijde wereld in – en ik ook.
Nou vind ik het allereerst hilarisch dat er in Amsterdam-Zuid een crèche is waar alle groepen een hippe naam krijgen, die vooral zo zijn verzonnen om de havermelk-latte drinkende yuppenmoeders met Bugaboo-kinderwagens blij te houden. Ik hoor volledig bij deze groep, maar dat ik nu moet zeggen dat Bodi en Daaf naar Bali zijn, is toch net weer een stap verder dan die boodschappen halen bij de Marqt met de q en quinoasalades bestellen via Uber Eats.
Dat mijn jongens naar de crèche gaan is het begin van een nieuwe fase. Ik als werkende moeder. Heb ik ooit getwijfeld of ik weer wilde gaan werken toen ik hoorde dat ik een tweeling kreeg? Nee, nooit. Werken zie ik niet als iets dat moet of verplicht is of ‘zo hoort’. Ik zie het als iets dat ik leuk vind, dat bij mij hoort, dat mij maakt tot wie ik ben. Het verrijkt me. Ik doe niets liever dan schrijven en al helemaal doe ik het met liefde voor een merk dat ik mooi vind. En dat bij mij past. Inmiddels kruip ik al twee jaar in de Amayzine-wereld en juist nu ik moeder ben, vind ik het bijzonder dat dit nog altijd het beste bij mij past. Opeens is die wereld er weer, buiten de flessenmachines en de la vol spuugdoekjes. Kunnen we het weer hebben over de wijn op vrijdagmiddag en de nieuwste laarsjes van de Zara.
Wel ga ik minder werken dan dat ik vroeger deed. Dat is een bewuste keuze: ik wil niet meer dagen in de week weg zijn bij mijn kinderen dan dat ik bij ze ben. Het is een voorrecht dat ik die keuze heb, dat ik kan kiezen voor wat minder uren op het werk en wat meer uren thuis bij mijn gezin. En iedereen mag dat zelf weten: ik ken ook genoeg moeders die hun fulltime baan houden en hun kind vijf dagen in de week naar de crèche brengen. En die crèches heten niet eens Bali, Ibiza of St. Tropez, kun je nagaan.
Ach, hoewel ik braaf kan zeggen dat ik het ‘o zo normaal vind om weer te gaan werken’ en dat ik het ‘goed voor de ontwikkeling vind dat mijn jongens andere kinderen ontmoeten op een opvang’, betrap ik mezelf toch op een kleine traan vandaag. Zijn het nu alwéér die verrekte moederhormonen? Vast wel. Maar ik vind het ook een einde van een heel bijzonder hoofdstuk in mijn leven: mijn babybubbel-leven. Mijn weken 24/7 met mijn kinderen. De eerste fase als moeder. Dat is nu voorbij. Het is goed, het is mooi, ik wil me niet aanstellen, maar tóch. Mag ik ze een beetje missen, op de maandag en donderdag?
Gelukkig hebben we net even met z’n drietjes een dutje gedaan in het grote bed. Want zo’n eerste crèchedag is vermoeiend. We droomden over palmbomen, zon en zee. Over vrolijke zwembroekjes. Over vers fruit, zand om in te spelen en schelpjes zoeken. Het had zomaar op Bali kunnen zijn.