Quarterlife Diaries: ‘Het is de vloek die 30 met zich meebrengt: ik kan de drukte van de stad niet meer uitstaan’
In Quarterlife Diaries neem ik je wekelijks mee in alle dingen waar ik als bijna 30-jarige tegenaan loop. Om mijn hart te luchten vooral, maar ook om iedereen die samen met mij in het Quarterlife-bootje zit een hart onder de riem te steken. Je bent namelijk absoluut niet alleen. Deze week: wanneer wonen in de stad te druk wordt.
Net 23 was ik toen ik op mezelf ging wonen. Voor sommigen misschien laat, maar voor mij was het ideaal. Ik kon mijn hele studie afmaken terwijl ik nog onder het vertrouwde dak van mijn ouderlijk huis woonde, en op het moment dat ik redelijk gesetteld was in mijn werkende bestaan sloeg ik mijn vleugels uit. Ik vond dat zelf trouwens helemaal niet laat. Ik had altijd gezegd dat ik, als ik het nest zou verlaten, een fijn appartement wilde. Het was bij ons thuis hartstikke gezellig (dat is het nog steeds), dus voor een afgepeigerd studentenhuis had ik het ook niet gedaan. Thuis was het fijn en als ik een badkamer en een keuken wilde delen, dan kon ik daar net zo goed blijven.
Toen mijn zoektocht naar een eigen plekje dan eindelijk van start ging, was één ding kristalhelder: mijn oren moesten er suizen van de drukte. Hoewel het in mijn ouderlijk huis ontzettend fijn was, stond het ook midden in een dorp waar nooit, maar dan ook nooit iets gebeurde. Dat moest anders, besloot ik. Dus zocht ik uitsluitend op appartementen die mídden in het centrum van de stad lagen, waar het uitgaanspubliek nog net niet onder mijn bed door moest kruipen om van A naar B te komen. Ik kon niet wachten.
Uiteindelijk koos ik, thank god, voor een snoezig appartement aan de rand van het centrum, waar ik binnen no-time midden in de stad stond, maar me ook geen zorgen hoefde te maken over slapeloze nachten omdat ik ervoor had gekozen om pal boven mijn favoriete kroeg te gaan wonen. Wel lag het pal tegenover een kinderdagverblijf, naast een drukke weg en in een gebouw waar nog 60 andere mensen woonden, maar dat kon me niets schelen. Ik was eindelijk vrij en hoe veel last kon je nu van al het bovenstaande hebben?
Spoiler alert: veel. In de eerste jaren kon het me niet zo boeien, dat lawaai van die gillende kinderen en de onophoudelijke ruis van voorbij scheurende auto’s. Misschien moet ik me niet zo aanstellen, misschien is dit de vloek die 30 met zich meebrengt, maar ik kan het ineens niet meer uitstaan. Ik heb niet voor niets nog geen kinderen, dus dat constante gekrijs gaat iedere dag weer door merg en been. Slapen met een open raam is een kunst die ik nog steeds niet onder de knie heb weten te krijgen, aangezien de oefenrondes voor de Grand Prix hier iedere nacht voor de deur gebeuren en dan heb ik het nog niet eens over het feit dat er iedere week wel een buur is die zijn of haar complete appartement eruit probeert te slopen. Herrie alom en Ik. Word. Gek.
Mijn 23-jarige zelf had zich op dit moment ernstig afgevraagd of we het wel over dezelfde Sophie hebben, maar ik heb ongelooflijke kriebels om de rust op te zoeken in een huis ergens aan de rand van de stad. Of misschien zelfs wel, hou je vast, buiten de stad. Waar je vogels hoort fluiten, je niet maandelijks beroofd door middel van je huur en waar nooit, maar dan ook nooit iets gebeurt. Ik kan niet wachten.