Quarterlife Diaries: ‘Niemand ziet aan me dat er een achtbaan van paniek door mijn lijf giert’
In Quarterlife Diaries neem ik je wekelijks mee in alle dingen waar ik, als bijna 30-jarige, tegenaan loop. Om mijn hart te luchten vooral, maar ook om iedereen die samen met mij in het Quarterlife-bootje zit een hart onder de riem te steken. Je bent namelijk absoluut niet alleen. Deze week: paniekaanvallen.
Ik schrijf dit in de staart van een paniekaanval. Vooral om mezelf af te leiden, maar ook omdat ik er voor de rest van de mensen in deze stad uitzie alsof ik ijverig op mijn telefoon aan het typen ben. Ongeïnteresseerd bijna. Maar dat is verre van waar, ik ben hyperalert op alles in mijn omgeving. Het overviel me net in de bus, die allesverlammende angst om niks. Dat ziet er trouwens niet uit als in de film, dat ik hyperventilerend in de hoek in een zakje moet ademen. Nee, dat paniekmonster in mij legt al mijn functies plat en het enige wat ik op dat moment kan doen is voor me uit staren en heel hard verbergen dat er op dat moment een achtbaan van zenuwen door mijn lijf giert.
Het is één van mijn grootste talenten, het verbloemen van zo’n paniekaanval. Ze zeggen dat je er een pro in bent wanneer je iets duizend keer hebt gedaan. Misschien klopt dat ook wel. Niemand ziet het aan me, dat onzichtbare rugzakje paniek dat ik met me meedraag. Ik weet mezelf tegenwoordig dan ook aardig te overschreeuwen. Toch schrik ik als iemand op straat gilt. Ik kijk op en voel de tranen in mijn ogen schieten, zo zwaar is die rugzak nu. Ach, misschien is zij zichzelf ook wel aan het overschreeuwen. Ik adem langzaam uit: dit gaat altijd weer over, dat weet ik inmiddels. Op het moment dat ik mijn zus zie (met wie ik wat ga drinken) voel ik mijn rugzak alweer iets minder zwaar worden.
Ik weet niet beter dan dat dit in mij zit. Mijn eerste kennismaking met een paniekaanval kan ik me nog erg goed herinneren. Ik wist toen nog niet dat het een paniekaanval was, ik wist alleen dat ik me vaak zenuwachtig voelde en ging talloze keren naar de dokter vanwege onverklaarbare buikpijn en misselijkheid. Natuurlijk was ik gewoon gezond en was het dat paniekmonster in mijn buik dat voor al die vage klachten zorgde.
Dat paniekmonster draag ik nog steeds bij me. Ik heb gemerkt dat ze alleen maar harder gaat schreeuwen wanneer ik me er tegen verzet (ik ga er even vanuit dat het een vrouw is, mannen gillen niet zo hard). Wel noem ik haar tegenwoordig mijn paniekvriendin. Ik zie haar als een hyperactieve metgezel die alleen maar wil dat het goed met me gaat en me probeert te beschermen voor dingen die er niet zijn. In plaats van terug te schreeuwen bedank ik haar nu voor haar oplettendheid en vraag ik haar vervolgens om rustig een stapje terug te doen. I got this, echt. En zo bewegen we tegenwoordig hand in hand door het leven. Ze is namelijk best gezellig als ze af en toe eens haar mond houdt.
Op het moment dat ik met mijn zus naar ons favoriete café loop, vang ik een glimp van mezelf op in een buitenspiegel. Je ziet niks van de interne strijd die zojuist heeft plaatsgevonden. Het laat me nadenken over wat je nog meer niet kan zien aan de buitenkant en dat je dus nooit weet waar iemand mee rondloopt. Vroeger dacht ik in zo’n situatie altijd dat alle mensen de tijd van hun leven hadden, behalve ik. Nu weet ik wel beter. Terwijl ik rondkijk over het terras, vraag ik me af wie er nog meer een innerlijke oorlog aan het voeren is waar niemand vanaf weet. Waarschijnlijk bijna iedereen. Niet dat ik in het moment wat voor hen kan doen, maar een glimlach van herkenning zou misschien al helpen. Een beetje lief voor elkaar zijn is namelijk nog nooit een overbodige luxe geweest. En als het echt niet gaat, dan mogen ze altijd mijn paniekvriendin lenen.